Defibrillatoren zijn kleine apparaatjes die elke hartslag in de gaten houden, en als een defibrillator detecteert dat een patiënt een hartstilstand heeft gekregen, geeft hij onmiddellijk een levensreddende schok af. Maar deze schokken kunnen soms om de verkeerde redenen worden toegediend – en wel in een verrassend hoog tempo.
Hoe voelt het als een van deze geïmplanteerde defibrillatoren afgaat? Mijn patiënten beschrijven een “schok” van hun defibrillator vaak als een bom die afgaat in de borstkas. De meeste patiënten zouden deze zeer korte en intense uitbarsting van pijn graag inruilen voor extra jaren van leven.
Mijn collega’s en ik bestudeerden deze vraag (de resultaten van onze studie werden in oktober 2013 gepubliceerd in het Journal of the American College of Cardiology. We keken naar wat er gebeurde met 3.809 patiënten die een schok kregen van een implanteerbare defibrillator. Vervolgens vergeleken we de uitkomsten van deze 3.809 patiënten met 3.630 gematchte defibrillatorpatiënten die geen schok kregen.
Dit is wat we vonden over de follow-upperiode van drie jaar:
- Als de schok bedoeld was om een hartstilstand (ventriculaire fibrillatie) te beëindigen, hadden patiënten 2.1 keer meer kans om in de volgende drie jaar te overlijden.
- Als de schok bedoeld was om ventriculaire tachycardie, een type aritmie, te stoppen, hadden patiënten 1,7 keer meer kans om in de volgende drie jaar te overlijden.
- Als de schok bedoeld was om atriale fibrillatie te stoppen, hadden patiënten 1,6 keer meer kans om in de volgende drie jaar te overlijden. Hierbij moet worden opgemerkt dat defibrillatoren zijn ontworpen om geen schok toe te dienen bij atriumfibrillatie. Maar als de atriale fibrillatie snel genoeg is, kan het de defibrillator “foppen” en wordt er een schok toegediend.
- Als de schok voor een zeer snelle, goedaardige aritmie of een apparaatstoring was (het apparaat werd gefopt), was er geen verhoogd risico op overlijden.
Interpretatie van de schok van de defibrillator
Wat betekenen deze bevindingen? In de meeste gevallen gingen de defibrillators af om de juiste redenen (ventriculaire tachycardie of ventriculaire fibrillatie). Maar 41 procent van de schokken kwam doordat het apparaat werd misleid door een niet-levensbedreigende aritmie, of door een apparaatstoring.
Het is duidelijk dat deze apparaten hun werk niet erg goed doen als ze slechts 59 procent van de tijd om de juiste reden afgaan.
Ten eerste zou deze studie naar mijn mening een wake-up call moeten zijn voor defibrillatorfabrikanten om een betrouwbaarder apparaat te maken dat minder snel om de verkeerde redenen afgaat.
Ten tweede, als een patiënt een schok krijgt voor een aritmie vanuit de hartkamers of voor atriale fibrillatie, is dit een schreeuw om hulp van het hart van de patiënt. Deze patiënten lopen een hoog sterfterisico en moeten snel worden geëvalueerd en behandeld.
Vaak zien we dat deze patiënten in hartfalen zijn geraakt, of een blokkade hebben van een van de slagaders in hun hart. Patiënten die een schok hebben gekregen voor een ventriculaire aritmie of atriale fibrillatie moeten dus snel medische hulp krijgen. Met een grondige evaluatie en behandeling, waaronder veranderingen in de levensstijl, kan het hart een kans krijgen om te genezen en het risico op vroegtijdig overlijden te verminderen.
Ten derde zijn deze resultaten geruststellend in die zin dat er geen verhoogd risico op overlijden was als de defibrillator afging vanwege een goedaardig ritme of een defect aan het apparaat. Dit helpt ook het aloude debat onder cardiologen te beantwoorden over de vraag of schokken op zichzelf al dan niet gevaarlijk zijn.
Helaas is het gevaar niet gelegen in de schok, maar veeleer in de onderliggende hartaandoening.
All the end of the day, shocks, zowel gepaste als ongepaste, zijn gewoon een onderdeel van de behandeling met een implanteerbare defibrillator. Het is mijn hoop dat fabrikanten van apparaten op basis van deze studie zullen werken aan betere algoritmen en software, zodat deze apparaten niet zo gemakkelijk voor de gek worden gehouden, en zodat artsen die patiënten verzorgen die een schok hebben gekregen voor ventriculaire fibrillatie, ventriculaire tachycardie of atriale fibrillatie, zich het belang van deze gebeurtenis zullen realiseren en snel maatregelen zullen nemen om vroegtijdig overlijden bij deze patiënten te voorkomen.
Gerelativeerd: Why Defibrillators Are Risky for People With Atrial Fibrillation
Who Needs an Implantable Defibrillator?
Implanteerbare defibrillatoren zijn gereserveerd voor patiënten die ofwel al een hartstilstand hebben overleefd of een hoog risico lopen op een hartstilstand. Defibrillatoren zijn speciaal ontworpen voor de behandeling van levensbedreigende ritmestoornissen in de ventrikels, of de onderste kamers van het hart.
Bij ritmestoornissen in de bovenste kamers van het hart, zoals boezemfibrilleren, is geen implanteerbare defibrillator nodig.
Hoe is het om te leven met een defibrillator?
Hoewel deze geïmplanteerde apparaten over het algemeen niet veel ongemak veroorzaken, kunnen patiënten ze onder de huid wel degelijk voelen. Als iemand een zwembroek draagt, kun je de uitstulping van het defibrillatorapparaat op de borst zien.
Veel patiënten voelen zich veiliger door deze apparaten, omdat ze weten dat elke hartslag in de gaten wordt gehouden. Maar voor andere patiënten kan het een enorme bron van angst zijn, omdat ze nooit weten of het apparaat een schok zal afgeven.
Helaas zijn deze apparaten niet onfeilbaar: Soms krijgt een patiënt een schok voor een niet-levensbedreigende gebeurtenis of een apparaatstoring, zoals onze studie aantoonde.
John D. Day, MD, is een cardioloog die gespecialiseerd is in hartritmestoornissen in het Intermountain Medical Center Heart Institute. Hij is de voormalige voorzitter van de Heart Rhythm Society en hoofdredacteur van het Journal of Innovations in Cardiac Rhythm Management. Hij heeft meer dan 100 medische artikelen gepubliceerd en heeft een boek op stapel staan getiteld The Longevity Plan: Seven Lessons From the World’s Happiest and Healthiest Village.
PHOTO CREDIT: Apogee Apogee/Getty Images