Camerabeweging verwijst naar de werkelijke of waargenomen fysieke beweging van het camera-apparaat door de ruimte. Op het meest basale niveau wekt camerabeweging bij de toeschouwer het gevoel op dat hij of zij door de ruimte beweegt.
Eerste ontwikkeling
Hoewel het onmogelijk is om met enige zekerheid het eerste geval van camerabeweging in de filmgeschiedenis te noemen, kan de eerste opmerkelijke toepassing van deze techniek worden gezien in het werk van de Lumière-cameraman Eugenio Promio, die op verschillende momenten zijn camera monteerde op een rijdende trein, een tram, een auto, en een Venetiaanse gondel. Tegen 1900 konden camera’s ook op draaibare koppen worden gemonteerd, wat leidde tot een toenemend gebruik van pan- of panoramische opnamen.
De vroege filmproducenten en bioscoopexploitanten leerden al snel dat film op efficiënte wijze de effecten kon reproduceren die werden geassocieerd met verschillende kermisattracties, zoals “spookkoetsritten” of “Hale’s tours”, waarbij toeschouwers, gezeten in auto’s of rijtuigen, de sensatie hadden door de ruimte te bewegen dankzij de hulp van scrollende decors of andere apparaten. Vroege filmtentoonstellingen, bestaande uit vele korte films, bevatten vaak een van deze “effectsequenties”, zoals The Georgetown Loop (1903).
Georgetown Loop (Colorado) (3:00)
Rise of Narrative
Hoewel camerabeweging nooit volledig genegeerd werd als een formele optie in de stomme film, als een belangrijke techniek voor creatieve expressie of dramatisch effect zou het pas echt opduiken in de jaren 1920, met de Duitse expressionistische cinema, vooral in het werk van regisseurs als F. W. Murnau, Fritz Lang, en E. A. Dupont.
Haunted by Spirits (1:58)
In de Sovjet-cinema maakte ook de documentairepionier Dziga Vertov op interessante wijze gebruik van camerabeweging.
Life on the Go (1:35)
– Montage
Transition to Sound
De overgang naar geluidscinema vereiste aanvankelijk dat de camera bewegingsloos bleef, zodat hij geen vreemde elementen aan het geluidsspoor toevoegde, maar tegen het begin van de jaren dertig ontdekten regisseurs manieren om de camera weer vrij te maken om te bewegen. Vooral het musicalgenre, waarin vaak dansscènes voorkomen, stimuleerde de ontwikkeling van verschillende technische hulpmiddelen om de camera te helpen bewegen, zoals de kraanvogel.
Schaduwwals (0:20)
Zekere regisseurs werden bekend door hun veelvuldig gebruik van de bewegende camera: Orson Welles, Max Ophuls, Kenji Mizoguchi, en Jean Renoir zijn een van de bekendste. Het ontwerpen van scènes rond het langdurige gebruik van een bewegende camera betekende dat deze regisseurs de duur van de opnamen in hun films drastisch verhoogden (tegen het eind van de jaren 1940 waren opnamen van meer dan een minuut niet ongewoon) en filmden met diepe focus, om een groot veld voor de camera te creëren om te verkennen.
Last, Great Party (2:14)
– Tracking (Trucking) Shot
Post-War Period
Deel als gevolg van newsreel cinematography, camera bodies werden lichter en kleiner na de Tweede Wereldoorlog, zodat cameramannen en -vrouwen gemakkelijk de camera konden vasthouden en blijven filmen terwijl ze mensen of de ontwikkeling van een gebeurtenis volgden. Tegen het einde van de jaren vijftig inspireerde deze mogelijkheid veel filmmakers ertoe hun films volledig met handcamera’s op te nemen. De opkomst van de cinema verité documentaire beweging was ook een belangrijke katalysator voor de promotie van de handheld stijl, die een prominente plaats innam in het werk van regisseurs als Jean-Luc Godard, Nagisa Oshima, en Glauber Rocha.
De studio’s van Hollywood hebben de handheld look, die zo populair was in de Europese en Latijns-Amerikaanse cinema, nooit helemaal geaccepteerd, met als argument dat het schudden en het verlies van kadrering de kijkers afleidde. Als remedie hiervoor werden verschillende apparaten ontwikkeld die het mogelijk maakten de camera vast te houden, maar die ook een soepele, glijdende beweging garandeerden. De Steadicam zou dezelfde vrijheid geven om de actie te volgen, maar zou de ruwere textuur van gewone handheld opnamen elimineren.
Copacabana (2:40)
– Steadicam Shot
Today
Today, the long-take, moving camera style pioneered by filmmakers such as Welles and Renoir can be seen on television shows such as ER, giving them at times an almost documentary feeling that adds to the authenticity of otherwise staged situations.
Ten slotte moet worden gewezen op wat men zou kunnen noemen “virtuele” of “waargenomen” camerabeweging. Hierbij wekken filmmakers de indruk door de ruimte te bewegen zonder de camera daadwerkelijk te bewegen. Het meest typische voorbeeld hiervan is het zoomshot, waarbij een cameralens zodanig wordt gemanipuleerd dat de brandpuntsafstand tussen de camera en het gefotografeerde object of de gefotografeerde persoon in de loop van een opname verandert; zo gaan we van een lange opname naar een close-up, of vice versa, of naar bepaalde details binnen een scène.