Pierre Bourdieu

Cultural Capital

Hoewel hij zichzelf niet als een Marxistisch socioloog beschouwde, hebben de theorieën van Karl Marx Bourdieu’s denken sterk beïnvloed. De invloed van Marx is misschien het duidelijkst in Bourdieu’s theorie van cultureel kapitaal. Net als Marx stelde Bourdieu dat kapitaal de basis vormt van het sociale leven en iemands positie binnen de sociale orde dicteert. Voor zowel Bourdieu als Marx geldt dat hoe meer kapitaal iemand heeft, hoe machtiger zijn positie in het sociale leven is. Bourdieu breidde Marx’ idee van kapitaal echter uit van het economische naar het meer symbolische domein van de cultuur.

Bourdieu’s concept van cultureel kapitaal verwijst naar de verzameling symbolische elementen zoals vaardigheden, smaak, houding, kleding, maniertjes, materiële bezittingen, geloofsbrieven, etc. die iemand verwerft door deel uit te maken van een bepaalde sociale klasse. Het delen van gelijksoortige vormen van cultureel kapitaal met anderen – dezelfde smaak in films, bijvoorbeeld, of een diploma van een Ivy League School – creëert een gevoel van collectieve identiteit en groepspositie (“mensen zoals wij”). Maar Bourdieu wijst er ook op dat cultureel kapitaal een belangrijke bron van sociale ongelijkheid is. Bepaalde vormen van cultureel kapitaal worden meer gewaardeerd dan andere, en kunnen iemands sociale mobiliteit net zo goed helpen of belemmeren als inkomen of rijkdom.

Volgens Bourdieu komt cultureel kapitaal in drie vormen voor – belichaamd, geobjectiveerd, en geïnstitutionaliseerd. Iemands accent of dialect is een voorbeeld van belichaamd cultureel kapitaal, terwijl een luxe auto of platencollectie voorbeelden zijn van cultureel kapitaal in geobjectiveerde vorm. In geïnstitutionaliseerde vorm verwijst cultureel kapitaal naar geloofsbrieven en kwalificaties zoals diploma’s of titels die culturele competentie en autoriteit symboliseren.

Habitus

Habitus is een van Bourdieu’s meest invloedrijke maar dubbelzinnige concepten. Het verwijst naar de fysieke belichaming van cultureel kapitaal, naar de diepgewortelde gewoonten, vaardigheden en disposities die we bezitten als gevolg van onze levenservaringen. Bourdieu gebruikte vaak sportmetaforen wanneer hij het over de habitus had, en verwees er vaak naar als een “gevoel voor het spel”. Net zoals een ervaren honkbalspeler “gewoon weet” wanneer hij naar een snelle bal van 95 mijl per uur moet zwaaien zonder er bewust bij na te denken, heeft ieder van ons een belichaamd soort “gevoel” voor de sociale situaties of “spelletjes” waarin we ons regelmatig bevinden. In de juiste situaties stelt onze habitus ons in staat om succesvol door sociale omgevingen te navigeren. Als je bijvoorbeeld bent opgegroeid in een ruige, door misdaad geteisterde buurt in Baltimore, dan beschik je waarschijnlijk over de straatslimheid die nodig is om succesvol te overleven of gewelddadige confrontaties uit de weg te gaan, te “jagen” voor banen en geld in een buurt met extreem weinig werkgelegenheid, en politiebewaking of pesterijen te vermijden. Maar als je een van de gelukkigen uit je buurt was die het tot de universiteit schopte, zou je waarschijnlijk ontdekken dat diezelfde vaardigheden en disposities niet nuttig waren – en misschien zelfs schadelijk – voor je succes in je nieuwe sociale scenario.

Habitus strekt zich ook uit tot onze “smaak” voor culturele objecten als kunst, voedsel en kleding. In een van zijn belangrijkste werken, Distinction, legt Bourdieu een verband tussen de smaak van Franse burgers voor kunst en hun sociale klasse, waarbij hij met kracht betoogt dat esthetische gevoeligheden worden gevormd door de cultureel ingebakken habitus. Mensen uit de hogere klasse hebben bijvoorbeeld een voorliefde voor beeldende kunst omdat ze er van jongs af aan aan zijn blootgesteld en getraind om het te waarderen, terwijl mensen uit de arbeidersklasse over het algemeen geen toegang hebben gehad tot “hoge kunst” en dus niet de habitus hebben ontwikkeld die past bij het “spel” van de beeldende kunst. Bourdieu merkte vaak op dat de habitus zo ingebakken was dat mensen het gevoel voor het spel vaak als natuurlijk beschouwden in plaats van als cultureel ontwikkeld. Dit leidt vaak tot het rechtvaardigen van sociale ongelijkheid, omdat (ten onrechte) wordt aangenomen dat sommige mensen van nature zijn ingesteld op de fijnere dingen in het leven en anderen niet.

Field

Gelijktijdig met Bourdieu’s notie van een “gevoel voor het spel” kwam zijn theorie van het spel zelf. Bourdieu zag de sociale wereld als verdeeld in een aantal verschillende arena’s of “velden” van praktijk, zoals kunst, onderwijs, religie, recht, etc., elk met hun eigen unieke set van regels, kennis, en vormen van kapitaal. Hoewel velden elkaar zeker kunnen overlappen – onderwijs en religie, bijvoorbeeld, overlappen elkaar in veel op religie gebaseerde hogescholen en universiteiten in de Verenigde Staten – ziet Bourdieu elk veld als relatief autonoom ten opzichte van de andere. Elk veld heeft zijn eigen posities en praktijken, en zijn eigen strijd om positie wanneer mensen hun kapitaal mobiliseren om aanspraken te maken op een bepaald sociaal domein. In de kunst, bijvoorbeeld, merkte Bourdieu op dat elke generatie kunstenaars probeerde de gevestigde posities van degenen die voor hen kwamen omver te werpen, om vervolgens bekritiseerd te worden door de volgende generatie van “avant-garde” kunstenaars die hun eigen machtige posities binnen het veld nastreefden. Net als een honkbal- of voetbalveld zijn sociale velden plaatsen waar mensen strijden om hun positie en spelen om te winnen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.