Er werd geen statistisch significante toename van ernstige geboorteafwijkingen of andere ongewenste zwangerschapsuitkomsten waargenomen bij kinderen van overlevenden. Het monitoren van bijna alle zwangerschappen in Hiroshima en Nagasaki begon in 1948 en ging zes jaar door. In die periode werden 76.626 pasgeborenen onderzocht door ABCC-artsen. Toen met het toezicht werd begonnen, waren bepaalde voedingsmiddelen in Japan gerantsoeneerd, maar de rantsoenvoorschriften maakten speciale voorzieningen mogelijk voor vrouwen die ten minste 20 weken zwanger waren. Door deze aanvullende rantsoenregistratie kon meer dan 90% van alle zwangerschappen worden geïdentificeerd en konden de resultaten van de geboorte worden onderzocht.
Lichamelijk onderzoek van pasgeborenen tijdens de eerste twee weken na de geboorte leverde informatie op over geboortegewicht, prematuriteit, geslachtsverhouding, neonatale sterfte en ernstige geboorteafwijkingen. Frequenties van ongewenste zwangerschapsverschijnselen, doodgeboorten en misvormingen bij pasgeborenen worden weergegeven in de tabellen 1, 2 en 3, afhankelijk van de dosis of blootstelling van de ouders. De incidentie van ernstige geboorteafwijkingen (594 gevallen of 0,91%) onder de 65.431 geregistreerde zwangerschapsafbrekingen waarvoor de ouders niet biologisch verwant waren, komt goed overeen met een grote reeks hedendaagse Japanse geboorten in het Tokyo Red Cross Maternity Hospital, waar stralingsblootstelling geen rol speelde en de totale misvormingsfrequentie 0,92% bedroeg. Geen enkel ongewenst resultaat toonde enig verband met stralingsdosis of blootstelling van de ouders.
De meest voorkomende afwijkingen die bij de geboorte werden gezien waren anencefalie, gespleten gehemelte, gespleten lip met of zonder gespleten gehemelte, klompvoet, polydactylie (extra vinger of teen), en syndactylie (samensmelting van twee of meer vingers of tenen). Deze afwijkingen waren goed voor 445 van de 594 (75%) misvormde zuigelingen in tabel 3.
Omdat veel aangeboren afwijkingen, vooral aangeboren hartafwijkingen, niet worden ontdekt in de neonatale periode, werden herhalingsonderzoeken uitgevoerd op de leeftijd van acht tot tien maanden. Van de 18.876 kinderen die op die leeftijd opnieuw werden onderzocht, hadden er 378 een of meer belangrijke aangeboren afwijkingen (2,00%), vergeleken met 0,97% binnen twee weken na de geboorte. Ook hier was er geen bewijs voor een verband met de stralingsdosis.
Tabel 1. Ongunstige zwangerschapsuitkomsten (doodgeboorten, misvormingen, en neonatale sterfte binnen twee weken na de geboorte) onder overlevenden van de A-bom, naar stralingsdosis van de ouders en onderzochte gevallen/kinderen, 1948-1953
|
||||||||||||||||
|
Tabel 2. Doodgeborenen van overlevenden van de A-bom per onderzocht geval/kind, 1948-1953
|
||||||||||||||||
|
Tabel 3. Binnen twee weken na de geboorte gediagnosticeerde misvormingen bij onderzochte gevallen/kinderen, 1948-1953
|
||||||||||||||||||
|
Bovendien werd tussen 2002 en 2006 een klinisch gezondheidsonderzoek bij ongeveer 12.000 personen uitgevoerd, waarbij de nadruk lag op ziekten die verband houden met de levensstijl, op basis van het idee dat op volwassen leeftijd aandoeningen als gevolg van stralingseffecten kunnen ontstaan. In deze studie werden de mogelijke verbanden tussen blootstelling van de ouders en een combinatie van zes multifactoriële ziekten (bv. diabetes en hoge bloeddruk) geanalyseerd, rekening houdend met levensstijlgewoonten als drinken en roken. De resultaten toonden op dit ogenblik geen aanwijzingen voor een verhoogd risico van deze multifactoriële ziekten bij de betrokken personen. Aangezien de proefpersonen echter nog jong waren op het ogenblik van de gezondheidsonderzoeken, met een gemiddelde leeftijd van 48,6 jaar, zou het wenselijk zijn het klinisch gezondheidsonderzoek van dit vaste cohort voort te zetten.
terug