Benzodiazepines
In de literatuur over het gebruik van benzodiazepines bij zogende moeders zijn in totaal 36 zuigelingen opgenomen, met 5 meldingen van diazepam, 2 meldingen van clonazepam, 2 meldingen van alprazolam, en individuele meldingen van temazepam, oxazepam, en lorazepam
Vijf meldingen documenteren de effecten van diazepamgebruik op 10 zogende zuigelingen. De M/P-verhoudingen van de moederverbinding en metabolieten varieerden van 0,08 tot 1,0. In 5 gevallen werden serumconcentraties van de zuigeling gemeten en detecteerbaar bevonden voor diazepam of zijn metabolieten. Twee van de 10 zuigelingen waren verdoofd, waarbij 1 baby ook gewichtsverlies vertoonde. Vier zuigelingen hadden geen bijwerkingen; de klinische status werd niet gerapporteerd voor de resterende 4 zuigelingen.
De meldingen van clonazepamgebruik tijdens de borstvoeding omvatten 2 zuigelingen die tijdens de zwangerschap en postpartum aan de medicatie werden blootgesteld. De M/P-verhoudingen varieerden van 0,33 tot 0,37. In het eerste geval waren de serumconcentraties bij de zuigeling aantoonbaar, maar namen na verloop van tijd af. Het kind was cyanotisch, apneu, lethargisch en hypotoon bij de bevalling, maar de symptomen verdwenen tussen 5 en 10 dagen na de geboorte. Op de leeftijd van 5 maanden werden geen bijwerkingen geconstateerd. De tweede zuigeling had een clonazepamconcentratie van 4,7ng/mL, en de klinische status werd niet gerapporteerd.
De effecten van alprazolam tijdens het zogen zijn in 2 rapporten aan de orde gesteld. In 1 studie met 8 moeders die borstvoeding gaven, waren de M/P ratio’s gemiddeld 0,36 voor de moederverbinding, maar metabolieten waren niet detecteerbaar in de moedermelk. Serumconcentraties en klinische status van de zuigeling werden niet gerapporteerd. Eén case report documenteert ontwenning bij een 1 week oude zuigeling blootgesteld aan alprazolam in utero en tijdens borstvoeding. Binnen 2 dagen na het beëindigen van de borstvoeding, vertoonde de zuigeling prikkelbaarheid, huilen en slecht slapen voor een niet nader gespecificeerde periode.
Enkele rapporten onderzoeken borstvoeding en het gebruik van lorazepam, temazepam, en oxazepam. In een studie met 4 moeders die een enkele dosis lorazepam kregen, varieerden de M/P-verhoudingen van 0,15 tot 0,26. Serumconcentraties bij de zuigeling en de klinische status werden niet gerapporteerd. In een rapport over 10 zuigelingen die via de borstvoeding aan temazepam werden blootgesteld, werd vastgesteld dat temazepam en zijn metaboliet oxazepam (via een kleine N-dimethyleringsroute) bij 2 zuigelingen niet detecteerbaar waren; concentraties bij de andere zuigelingen werden niet gerapporteerd. Bij geen van de zuigelingen werden bijwerkingen vastgesteld. In een derde rapport, waarin het gebruik van oxazepam werd onderzocht, werden M/P-verhoudingen van 0,10 tot 0,33 gevonden. Plasmaconcentraties bij de zuigelingen en de klinische status werden niet gerapporteerd.
Van de 36 beschreven zuigelingen werden in 9 gevallen serumconcentraties van ouder- of metabolietverbindingen gemeten. Concentraties waren niet detecteerbaar bij 2 zuigelingen (temazepam), detecteerbaar bij 5 zuigelingen (diazepam), en detecteerbaar bij blootstelling tijdens de zwangerschap maar daalden tijdens lactatie bij 2 zuigelingen (clonazepam). De klinische status van de zuigeling werd gerapporteerd in 18 gevallen, zonder nadelige effecten bij 14 baby’s (10 blootgesteld aan temazepam, 4 blootgesteld aan diazepam). Twee zuigelingen hadden sedatie/gewichtsverlies (diazepam), 1 zuigeling had apneu en hypotonie die oploste tijdens de borstvoeding (clonazepam), en 1 zuigeling had ontwenningsverschijnselen (alprazolam).