Megaliet, reusachtige, vaak uitgeklede steen die in verschillende soorten monumenten uit het neolithicum (Nieuwe Steentijd) en de vroege bronstijd is gebruikt.
Hoewel sommige aspecten van de verspreiding en ontwikkeling van megalithische monumenten nog steeds ter discussie staan, was in Spanje, Portugal en aan de Middellandse-Zeekust de oudste van de cyclopeïsche stenen graven waarschijnlijk de dolmen. De dolmen bestond uit een aantal rechtopstaande steunen en een vlakke dakplaat, alles bedekt met een beschermende heuvel van aarde die in de meeste gevallen is verweerd. In Noord- en West-Europa hebben zich uit de dolmen twee hoofdvormen ontwikkeld: het ene, het doorgangsgraf, werd gevormd door de toevoeging van een lange, met stenen overdekte doorgang naar de dolmen zelf; en het andere, het lange, doodskistachtige cist- of overdekte galerijgraf, bestond uit een lange, rechthoekige grafkamer zonder duidelijke doorgang. Hybride versies zijn ook ontdekt, bijvoorbeeld op de Hebriden. Veel ronde en lange grafheuvels bleken ook megalithische grafkamers te bevatten.
Een andere vorm van het megalithische monument was de menhir (van Bretons men, ‘steen’, en hir, ‘lang’), die al dan niet in combinatie met een megalithisch graf kan voorkomen. Menhirs waren eenvoudige rechtopstaande stenen, soms van grote afmetingen, en werden het vaakst opgericht in West-Europa, vooral in Bretagne. Vaak werden menhirs bij elkaar geplaatst en vormden zo cirkels, halve cirkels of grote ellipsen. Veel menhirs werden in Engeland gebouwd, met als bekendste plaatsen Stonehenge en Avebury in Wiltshire. Megalithische menhirs werden ook in verschillende parallelle rijen geplaatst, alignementen genoemd. De bekendste hiervan zijn de menhirs van Carnac in Frankrijk, die 2.935 menhirs omvatten. De alignementen werden waarschijnlijk gebruikt voor rituele processies, en vaak stond een cirkel of halve cirkel van megalieten aan één uiteinde.
Het concept dat ten grondslag lag aan de bouw van megalithische monumenten is nog steeds onbekend, maar alle monumenten hebben bepaalde architectonische en technische kenmerken gemeen, waaruit blijkt dat de verspreiders van het megalithische idee de plaatselijke bevolking van veel gebieden gingen domineren. De gelijkenis van magische symbolen die op veel van de monumenten zijn gekerfd, wijst ook op een onderliggende eenheid van geloof.
In de meeste gebieden werden de megalietenbouwers aan het begin van de Vroege Bronstijd verdrongen door het Beaker-volk. De nieuwkomers zetten echter de megalithische traditie voort door het bouwen van ronde grafheuvels voor enkele begravingen, in tegenstelling tot de collectieve graven van de neolithische bouwers.