De gebruikelijke winterverkoudheid leek maar niet over te gaan. Het was al 2 weken neusverstopping, loopneus en hoest, maar nu had ik druk op de sinussen en weinig tot geen energie. Gelukkig was mijn bloedsuiker de hele 2 weken binnen het bereik, ondanks deze vreselijke symptomen. Ik kreeg toen azithromycine, of het bekende Z-pack, voor een sinusinfectie. Ik nam de medicatie bij het avondeten en 2-3 uur daarna voelde ik me nog vermoeider, met een droge mond en hoofdpijn. Ik controleerde mijn bloedsuiker en merkte op dat die 270mg/dl was.
Ik zocht uit waarom ik zo’n hyperglycemie had. Ik had niets ongewoons gegeten voor het avondeten en dit was ongeveer 3 uur post-prandiaal. Niettemin besloot ik insuline te stapelen en nog 2 eenheden snelwerkende insuline of mijn insuline-aspart (Novolog Flexpen) te nemen. Dertig minuten later controleerde ik mijn bloedsuikerspiegel opnieuw en merkte dat deze niet was veranderd en hoog bleef op 250mg/dl. Kan dit het gevolg zijn van het Z-pack? Ik had al enkele jaren geen antibiotica meer genomen en was dus niet zeker van het effect ervan op de bloedsuikerspiegel. Toch wilde ik de antibioticakuur goed afmaken en bleef azithromycine nemen. Tot mijn grote ontsteltenis traden elke dag dezelfde bloedsuikerpieken op, ongeveer 2 tot 3 uur na inname van het antibioticum. Het leek mijn bloedsuiker postprandiaal niet te beïnvloeden, maar verhoogde eerder mijn nuchtere niveaus. Tijdens de laatste twee dagen van de antibioticakuur verhoogde ik mijn insuline glargine (Lantus) met ongeveer 20% en merkte ik enige verbetering in de bloedsuikercontrole. Normaal injecteer ik elke nacht 10 eenheden Lantus en ik besloot om er ’s morgens ook 2 eenheden aan toe te voegen. Na een paar moeilijke dagen van het beheren van mijn diabetes, besloot ik te onderzoeken of er onderzoeken zijn naar de effecten van antibiotica op de bloedsuikerspiegel bij mensen met type 1 diabetes (T1D).
Er is één studie gepubliceerd in Clinical Infectious Diseases in 2013 die 78.000 individuen met diabetes in Taiwan onderzocht van januari 2006 tot november 2007. Specifiek leidde het onderzoeksteam een cohortstudie op bevolkingsniveau en onderzocht het de effecten van drie verschillende antibioticaklassen op ernstige bloedsuikerschommelingen. De antibiotica omvatten fluorochinolonen (levofloxacine, ciprofloxacine of moxifloxacine), cefalosporines van de tweede generatie (cefuroxime, cefaclor of cefprozil) of macroliden (claritromycine of azitromycine). Het onderzoeksteam registreerde vervolgens het aantal bezoeken aan de spoedeisende hulp of ziekenhuisopnames secundair aan bloedsuikerschommelingen in een periode van 30 dagen na het starten van antibiotica.
De resultaten gaven aan dat mensen met diabetes die orale fluoroquinolonen gebruiken het grootste risico lopen op ernstige bloedsuikerschommelingen in vergelijking met de andere de antibioticaklassen. Specifiek, het absolute risico van hyperglykemie per 1.000 onderzochte personen was 6,9 voor moxifloxacine, 3,9 voor levofloxacine, en 4,0 voor ciprofloxacine. Het absolute risico op hypoglykemie was 10,0 voor moxifloxacine, 9,3 voor levofloxacine, en 7,9 voor ciprofloxacine.
Ter vergelijking: onder diabetespatiënten die antibiotica uit de macrolidenklasse gebruikten, was het absolute risico op hyperglykemie lager, namelijk 1,6 per 1.000, en 2.1 per 1.000 bij degenen die antibiotica uit de cefalosporineklasse namen; voor hypoglykemie was het absolute risico per 1.000 respectievelijk 3,7 voor macroliden en 3,2 voor cefalosporinen.
Dr. Lai, de hoofdonderzoeker, en zijn collega’s, verklaarden: “Onze resultaten identificeerden moxifloxacine als het geneesmiddel dat geassocieerd wordt met het hoogste risico op hypoglykemie, gevolgd door levofloxacine en ciprofloxacine.” “Andere antibiotica moeten worden overwogen als dysglykemie een zorg is, zoals een bèta-lactam of macrolide.”
Het is belangrijk op te merken dat er zeer weinig studies zijn die de directe effecten van antibiotica op de bloedsuikerspiegel in detail beschrijven. Deze studie suggereert zeker enig verband, vooral met fluorochinolonen en macroliden, maar het is ook bekend dat infectie zelf kan leiden tot bloedsuikerschommelingen. Mijn eigen persoonlijke ervaring heeft azitromycine in verband gebracht met een verhoogde nuchtere bloedsuikerspiegel, maar dit is slechts anekdotisch. Mijn doel bij het schrijven van dit is echter het benadrukken van de grote kloof in zowel onderzoek als het bewustzijn van zorgverleners over een potentieel verband tussen antibiotica en bloedsuikerschommelingen.
Daarom moeten zorgverleners patiënten met diabetes altijd adviseren om hen te informeren als een bepaald antibioticum problemen veroorzaakt bij het beheren van hun bloedsuiker. Hopelijk kan in de toekomst voortgezet onderzoek ook leiden tot meer gestandaardiseerde richtlijnen voor het beheer van diabetes tijdens het starten van een nieuw antibioticum.