Zolang het water dat je lichaam verplaatst meer weegt dan jijzelf, blijf je drijven. Dit is in het kort de Wet van Archimedes. Een mens ondergedompeld in water weegt minder (en is minder ‘dicht’) dan het water zelf, omdat de longen vol lucht zitten als een ballon, en net als bij een ballon tilt de lucht in de longen je op natuurlijke wijze naar de oppervlakte.
Als een voorwerp of persoon een grotere dichtheid heeft dan water, dan zal het zinken. Als de dichtheid minder is dan die van water, dan blijft het drijven. De dichtheid wordt bepaald door de massa en de hoeveelheid ruimte die het inneemt (het volume). Dit is de reden waarom hout drijft en lood zinkt. Het is ook de reden waarom zware metalen schepen op het water kunnen drijven, omdat ze groot genoeg zijn om een totale dichtheid te hebben die kleiner is dan die van water. Maar als je de schepen in een bal zou persen en alle lege ruimte zou verwijderen, zou de metalen bal zinken als een rots, vanwege de toegenomen dichtheid. Met betrekking tot mensen is dit concept zeer vergelijkbaar – het vermogen om op water te drijven heeft een aantal verschillende variabelen.
Als het gaat om drijven in water bij mensen, zijn er algemene seksegerelateerde verschillen. Genetisch gezien hebben mannen de neiging meer spiermassa te hebben dan vrouwen, waardoor hun drijfvermogen beperkt is. Dit betekent dat vrouwen eerder in staat zijn te drijven dan mannen. Leeftijd is ook een factor die meespeelt. Vet heeft minder dichtheid dan spieren, kinderen en tieners hebben minder vet dan volwassenen, en daarom verdrinken ze eerder dan dat ze blijven drijven.