Sconces kunnen zowel aan de binnen- als aan de buitenmuren van gebouwen worden geplaatst. In het premoderne gebruik werden hier meestal respectievelijk kaarsen en fakkels in geplaatst. Historisch gezien werden kandelaars vanaf de 17e eeuw vaak van zilver of messing gemaakt, terwijl in de 18e eeuw porselein en vuurverguld brons in gebruik kwamen. Het licht van de kaarsvlam werd vaak versterkt door een reflecterende achterplaat. Met behulp van beugels werd de kaars op veilige afstand van de muur gehouden.
Moderne elektrische lichtarmaturen worden vaak gebruikt in gangen of gangen om zowel verlichting als een punt van aandacht te bieden in een lange gang. De hoogte van de armaturen in een gang is meestal 3/4 van de afstand van de vloer tot het plafond, en de afstand tussen de armaturen aan de muur is meestal gelijk aan de afstand van de armaturen tot de vloer, vaak afwisselend aan weerszijden van de gang.
Sconces worden meestal in paren of andere meervoudige eenheden geïnstalleerd om voor evenwicht te zorgen. Ze kunnen worden gebruikt om deuropeningen te omlijsten of een gang te omlijsten. Zwenkarmconsoles worden vaak naast een bed geplaatst om taakverlichting te bieden voor het lezen.
In sommige Engelse universiteiten werd het slangwoord sconce gebruikt om een corrigerende maatregel aan te duiden die bedoeld was om de dwalende student te verlichten. Zie de versie van Egil’s Saga, vertaald door E. R. Eddison (1930), die suggereert dat de straf kan zijn geweest “een alcoholische versnapering in één te nemen”.