Cutaan melanoom is een kwaadaardige tumor van de huid die zich ontwikkelt uit melanine-producerende pigmentcellen, melanocyten genaamd. De ontwikkeling van melanoom is een multifactorieel proces. Externe factoren, genetische aanleg, of beide kunnen schade veroorzaken aan het DNA in melanoomcellen. Genetische mutaties kunnen de novo optreden of van generatie op generatie worden overgedragen. De belangrijkste omgevingsrisicofactor is UV-straling, zowel natuurlijke als kunstmatige. Andere risicofactoren zijn huidtype, etniciteit, aantal melanocytaire nevi, aantal en ernst van zonnebrand, frequentie en duur van de blootstelling aan UV-straling, geografische ligging, en het niveau van bewustzijn over maligne melanoom (MM) en zijn risicofactoren.1
Melanoom vertegenwoordigt slechts 1% tot 2% van alle tumoren, maar staat bekend om zijn snel stijgende incidentie.2 Blanke personen die in zonnige gebieden in Noord-Amerika, Noord-Europa, Australië en Nieuw-Zeeland wonen, lijken het grootste risico te lopen om melanoom te ontwikkelen.3 De wereldwijde incidentie van MM van 2004 tot 2008 bedroeg 20,8 personen per 100.000 mensen.4 In Centraal-Europa werden 10 tot 12 personen per 100.000 mensen gediagnosticeerd met melanoom, en in Australië 50 tot 60 personen per 100.000 mensen. In 2011 bedroeg het levenslange risico om de diagnose melanoom te krijgen 1% in Centraal-Europa en 4% in Australië.2 De incidentie van melanoom is lager bij bevolkingsgroepen met een donkerder huidtype (d.w.z. Afrikanen, Aziaten). In sommige delen van de wereld is de algemene incidentie en/of de ernst van melanoom de laatste decennia afgenomen, mogelijk als gevolg van een betere bewustmaking van het publiek.5
Cutaan MM is een agressieve huidkanker die fatale gevolgen heeft indien hij laattijdig wordt gediagnosticeerd. De overlevingskansen nemen echter drastisch toe wanneer melanoom in een vroeg stadium wordt ontdekt. Het verzamelen en analyseren van gegevens over een bepaalde ziekte leidt tot een beter begrip van de aandoening en bevordert de ontwikkeling van preventiestrategieën. Epidemiologisch onderzoek helpt de patiëntenzorg te verbeteren door het optreden van een gebeurtenis te meten en de relatie tussen het optreden van een gebeurtenis en geassocieerde factoren te onderzoeken; hierdoor maakt epidemiologisch onderzoek rechtstreeks een beter begrip van de ziekte mogelijk en bevordert het doeltreffende preventieve en therapeutische benaderingen.6
Hoewel risicofactoren voor melanoom goed zijn vastgesteld, blijkt uit het huidige epidemiologische onderzoek dat informatie over UV-blootstelling en de associatie daarvan met deze ziekte in vele delen van de wereld, waaronder Centraal-Europa, ontbreekt. Het doel van deze studie was gedrags- en sociodemografische factoren te onderzoeken die geassocieerd zijn met de ontwikkeling van MM in de Tsjechische Republiek en Duitsland.
Materialen en methoden
Deze case-control studie werd uitgevoerd in de grootste dermatologische afdelingen in Tsjechië (Kliniek voor Dermatologie en Venereologie, Derde Faculteit Geneeskunde, Karelsuniversiteit, Praag) en Duitsland (Afdeling Dermatologie en Allergologie, Ludwig Maximilian Universiteit, München). De gegevens van Tsjechië en Duitsland werden niet afzonderlijk geëvalueerd. Deze 2 landen werden gekozen als een representatieve steekproefpopulatie van Centraal Europa.
Studiepopulatie
De studiepopulatie omvatte 207 patiënten (103 mannen; 104 vrouwen) in de leeftijd van 31 tot 94 jaar die achtereenvolgens werden gediagnosticeerd met MM (gevallen). Patiënten met acraal lentineus melanoom werden van de studie uitgesloten wegens de algemeen aanvaarde theorie dat de aandoening geen verband houdt met UV-blootstelling. De diagnose van melanoom was gebaseerd op histopathologisch onderzoek. De studiepopulatie omvatte ook 235 willekeurig geselecteerde controles (110 mannen; 125 vrouwen) uit dezelfde 2 studiecentra die in het ziekenhuis waren opgenomen wegens andere dermatologische diagnoses zonder voorgeschiedenis van enige huidkanker. Onder de patiënten die werden gevraagd aan de studie deel te nemen, bedroeg de participatiegraad 83% bij de gevallen en 62% bij de controles.
Beoordeling
Verschillende sociodemografische factoren en factoren in verband met UV-blootstelling werden beoordeeld via toediening van een gestructureerde vragenlijst die door alle 442 patiënten werd ingevuld.
Vier statistische modellen betreffende variabelen werden geconstrueerd. Het basismodel, dat deel uitmaakte van alle volgende modellen, omvatte leeftijd, geslacht, opleiding, en geschiedenis van huidtumoren. Variabelen in het biologische model waren oogkleur (licht versus donker) en Fitzpatrick huidtype (I-V). Variabelen in het leefstijlmodel waren het gebruik van zonnebrandcrème (nooit en zelden; vaak; altijd; altijd en herhaaldelijk), blootstelling aan de zon tijdens het werk (ja/nee), en vakantie aan zee (nooit, zelden, regelmatig, meer dan één keer per jaar). De variabele in het blootstellingsmodel was het aantal zonneverbrandingen tijdens de kindertijd en adolescentie (geen, 1-5 keer, 6-10 keer, ≥11 keer).
Sociodemografische kenmerken (geslacht, leeftijd, opleiding) en eerdere incidentie van huidtumor werden in elk model opgenomen. Hoewel er geen statistisch significante verschillen waren in de incidentie van melanoom in verband met geslacht en leeftijd, werden die variabelen in de modellen gehouden om de impact van andere variabelen door geslacht en leeftijd te controleren.
Andere variabelen werden één voor één aan het model toegevoegd, en de likelihood ratio werd stapsgewijs getest. Alleen de variabelen die de model fit verbeterden, werden in het uiteindelijke model behouden. De impact van variabelen op afhankelijke variabelen werd eveneens getest; variabelen zonder significante impact op afhankelijke variabelen werden uit het model gelaten.
Statistische analyse
De associatie tussen risicofactoren en MM werd beoordeeld met behulp van multivariate logistische regressie. In totaal werden 4 modellen opgenomen in de resultaten, die werden gepresenteerd als odds ratio’s (OR’s) en 95%-betrouwbaarheidsintervallen (CI’s). Er werd gekozen voor een significantieniveau van α=.05. Het statistische programma Stata 11 werd gebruikt voor alle analyses.
Resultaten
Descriptieve gegevens over de 442 ondervraagde patiënten zijn weergegeven in tabel 1. De resultaten van de logistische regressie in alle onderzochte modellen zijn weergegeven in tabel 2.