En zie, de proeflezeres corrigeerde de spelling en de grammatica, en zij deed zin van zin scheiden met de juiste interpunctie. Zes dagen lang deed zij dit, en op de zevende dag deed zij dit ook, want zij werkte freelance en kon zich geen rust veroorloven.
Maakt u zich geen zorgen, wij hebben onze stijl niet veranderd om de apocalyptische tijden waarin wij leven te weerspiegelen. We voelen ons bijbels vandaag, omdat we een aantal religieuze termen onder de loep nemen en hoe je ze moet benaderen bij het proeflezen.
Hemel en hel
Hoofdletters kunnen lastig zijn bij sommige religieuze woorden. En terwijl de meeste mensen weten dat ze namen van religies (zoals boeddhisme, islam en christendom) met een hoofdletter moeten schrijven, zijn andere termen niet zo eenvoudig te begrijpen. Neem bijvoorbeeld hemel en hel. Of moet dat hemel en hel zijn?
Ah, was het maar zo eenvoudig.
Een aantal stijlgidsen geeft hierover advies, maar ze zijn het niet allemaal eens. Een goede regel is om hemel en hel met een hoofdletter te schrijven als ze als eigennaam worden gebruikt (d.w.z. als namen van specifieke plaatsen). Sommigen geven bijvoorbeeld een hoofdletter aan ‘hemel’ als het gaat om de woonplaats van de christelijke God:
Jezus zou naar de hemel zijn opgevaren.
Hier is hemel een eigennaam en wordt daarom met een hoofdletter geschreven. Maar dit is niet altijd het geval. Soms wordt het met een kleine ‘h’ geschreven, zelfs in de Bijbel:
Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Soms wordt het algemener gebruikt, zoals wanneer we zeggen:
De hemel werd verlicht door een miljard sterren.
En het kan figuurlijk worden gebruikt om te verwijzen naar iets aangenaams:
De chocoladetaart was absoluut hemels.
In de meeste gevallen is het dus correct om ‘hemel’ met een kleine letter ‘h’ te schrijven.
Hetzelfde geldt voor Hell/hel, dat een hoofdletter krijgt als het verwijst naar de vermeende verblijfplaats van zondaars, maar niet als het verwijst naar een drie uur durend woon-werkverkeer in druk verkeer.
God en Goden
Een soortgelijke kwestie doet zich voor met het woord God/god. Wanneer het verwijst naar de enige of belangrijkste godheid van een monotheïstische of quasi-monotheïstische godsdienst, moet God met een hoofdletter worden geschreven. De reden hiervoor is dat het in dergelijke gevallen een eigennaamwoord is (d.w.z. de vader van Jezus is een god die God heet).
God moet ook met een hoofdletter worden geschreven als het deel uitmaakt van de naam van de godheid in kwestie. Hetzelfde geldt voor Godin, zoals in de Gehoornde God en Grote Godin van het Paganisme.
Maar als god of godin geen deel uitmaakt van een naam, worden de woorden niet met een hoofdletter geschreven:
Hindoeïsme eert vele goden en godinnen.
Jupiter was de Romeinse god van de hemel.
The Passion and the Possessive…
…is hoe we ons religieuze epos zouden noemen als het ooit van de grond zou komen. Dat komt omdat we de rollercoaster van opwinding kennen die ontstaat wanneer iemand probeert correct te schrijven over iets dat toebehoort aan iemand wiens naam eindigt op een ‘s’. Ja, we hebben het over bezittelijke apostrofs en of/wanneer je een extra ‘s’ nodig hebt na afloop.
Dit kan verwarrend zijn vanwege de regel voor meervoudige bezittelijke voornaamwoorden, waar we ook een apostrof plaatsen na de laatste ‘s’. Als we bijvoorbeeld willen zeggen dat een klooster aan een aantal nonnen toebehoort, kunnen we het klooster van de nonnen noemen. Maar geldt dat ook als we het over één persoon hebben? Stel dat het klooster wordt geleid door zuster Jones. Is het dan het klooster van zuster Jones of van zuster Jones?
De oplossing voor dit probleem is dat er vaak (zoals bij het lopen over water) één regel is voor Jezus en een andere voor de rest van ons. In het verleden werd in sommige stijlgidsen gesuggereerd dat klassieke (Griekse en Romeinse) en Bijbelse namen die op een ‘s’ eindigen alleen een apostrof nodig hebben om bezit aan te geven, terwijl andere eigennamen die op een ‘s’ eindigen (bijvoorbeeld James) een extra ‘s’ na de apostrof moeten krijgen. We kunnen dus bijvoorbeeld verwijzen naar de plaatselijke kerk van James, maar een verzoekschrift indienen in Jezus’ naam.
Dit wordt nu echter grotendeels als ouderwets beschouwd. De Chicago Manual of Style beveelt bijvoorbeeld aan om een apostrof + ‘s’ te gebruiken na alle zelfstandige naamwoorden die op een ‘s’ eindigen, ongeacht hun religieuze of klassieke status. Dit helpt de consistentie van de interpunctie te waarborgen.
Het is niettemin belangrijk om na te gaan of uw klant een bepaalde stijlgids volgt. En zo niet, dan is consistentie, zoals altijd, de sleutel.