Of ze nu carnivoor, omnivoor of herbivoor zijn, alle zoogdieren kunnen glucose, fructose, sucrose en zelfs complexere koolhydraten zoals zetmeel verteren. Anderzijds produceert geen enkel dier de enzymen die nodig zijn om cellulose direct af te breken.
Herivoren zoals koeien en paarden die veel cellulose eten, vertrouwen op bacteriën die in hun darmen leven om de cellulose te fermenteren en af te breken. Vervolgens verteren ze ofwel de afgebroken cellulose ofwel de bacteriepopulaties die zich daaruit ontwikkelen.
Naast de morfologie van de kaak is deze bacteriële darmgemeenschap het belangrijkste verschil tussen herbivoren en carnivoren. Herbivoren hebben complexe darmen die plaatsen bieden, zoals de blindedarm, voor bacteriën om te leven en hun fermentatie te doen. De darmen van carnivoren zijn eenvoudiger en vertonen over het algemeen een lagere diversiteit aan bacteriën. Er kunnen ook verschillen zijn in welke vitaminen door biosynthese worden verkregen en welke vitaminen uit de voeding moeten worden gehaald, bijv. katten maken geen taurine aan, dus moeten ze dat uit vlees halen.
Dit alles betekent niet dat kleine hoeveelheden plantaardig voedsel slecht zijn voor een carnivoor, alleen dat ze er niet volledig op kunnen overleven. Het kan ook betekenen dat als ze te veel plantaardige koolhydraten eten, ze spijsverteringsproblemen kunnen krijgen, zoals diarree. Bedenk dat het meeste droogvoer voor katten voor het grootste deel bestaat uit plantaardige koolhydraten, aangevuld met gemengde eiwitten en enkele essentiële vitaminen, en veel katten overleven hun hele leven op dat dieet.