Meet the porpoises
De bruinvissenfamilie telt zeven bruinvissoorten: bruinvis; vaquita (ernstig bedreigd); bruinvis van Burmeister; bruinvis met bril; Indo-Pacifische vinloze bruinvis; smalrandige vinloze bruinvis; en Dall’s bruinvis (de grootste). Bruinvissen zijn over het algemeen klein (minder dan 2,5 m lang); ze leven in kustgebieden, op volle zee en in sommige riviergebieden. Ze hebben stompe koppen, zonder kenmerkende snavels, kleine driehoekige rugvinnen – behalve de vinloze bruinvissen, die helemaal geen rugvin hebben! Hun tanden zijn klein en spadevormig. Net als dolfijnen zijn ze van boven donkerder en van onder lichter om camouflage te voorkomen.
Porpoises leven in kleine sociale groepen en zouden een eenvoudiger sociaal leven leiden dan dolfijnen. Vergeleken met veel dolfijnen groeien bruinvissen snel, planten zich op jonge leeftijd voort en worden niet ouder dan 20 jaar. Zo beginnen veel vrouwelijke bruinvissen zich voort te planten voordat ze drie jaar oud zijn, terwijl tuimelaars op dezelfde leeftijd nog dicht bij hun moeder blijven en van haar leren.
Dolfijnen zijn over het algemeen schuwe dieren; ze naderen boten niet om op de boeg te rijden en springen niet uit het water. De enige uitzondering is de snelzwemmende Dall’s bruinvis, die graag met de boeg meevaart en boten actief benadert.
Verstrikking in visnetten vormt een grote bedreiging voor veel bruinvissoorten, terwijl er in sommige delen van de wereld ook opzettelijk op hen wordt gejaagd.