Abstract
Grote strategie is de doelgerichte en samenhangende verzameling van ideeën over wat een natie wil bereiken in zowel oorlogs- als vredestijd, en hoe ze dat zou moeten doen. In dit artikel analyseer ik de grote strategie van Fidel Castro tijdens de beginjaren van de Cubaanse Revolutie (1959-1968), toen hij probeerde een plaats voor Cuba te verwerven in de voorhoede van de Internationale Communistische Beweging (ICM). Castro had vier grote strategische doelen: het verbreken van Cuba’s historische banden met de Verenigde Staten, het verzekeren van de stabiliteit van de Cubaanse Revolutie in eigen land, het behoud van Cuba’s vermogen om in buitenlandse aangelegenheden onafhankelijk van een grote mogendheid op te treden, en het verspreiden van het communisme naar de rest van de Derde Wereld. Hij slaagde erin de eerste twee te verwezenlijken, zoals blijkt uit het feit dat zijn familie de macht vijfenvijftig jaar later nog steeds in handen heeft. Hij was echter niet in staat om onafhankelijk te worden op het gebied van het buitenlands beleid en kwam in 1968 weer in een ondergeschikte relatie met de Sovjet-Unie terecht. Hoewel hij steun verleende aan revoluties in de derde wereld, was dit grotendeels ondoeltreffend en zijn bijdrage was onvoldoende om erkenning te krijgen binnen de ICM. Uiteindelijk slaagde Castro er niet in de gebeurtenissen buiten Cuba zinvol te beïnvloeden, omdat hij de beperkingen van de Cubaanse economie niet begreep, en als zodanig onrealistische doelen stelde voor de export van de Cubaanse Revolutie.