De meeste loterijen die je tegenkomt hebben meestal te maken met de plaatselijke bibliotheek, dierenasiel, of andere non-profitorganisaties die geld proberen in te zamelen. In de meeste gevallen bestaat een eenvoudige verloting uit het kopen van een kaartje om kans te maken op een prijs. Een lot voor een geldinzamelingsactie kost bijvoorbeeld één dollar en maakt kans op een nieuwe auto, een televisie met een groot scherm, een diner in een plaatselijk restaurant, of plaatsen voor een concert – met andere woorden, er is potentieel voor een grote uitbetaling tegen een minimale investering.
De basisprincipes van loterijtrekkingen zijn eenvoudig. Een groep koopt de tickets en koopt de prijzen (of ze worden gedoneerd). Mensen kopen de tickets tegen een vaste prijs (en, zoals iedereen weet, hoe beter de prijzen, hoe meer tickets verkocht). Hoe meer loten je koopt, hoe groter de kans om te winnen. Loterijen worden dus beschouwd als een kansspel. (Maar let op: omdat loterijen kansspelen zijn, hebben veel staten strenge regels en wetten die moeten worden gevolgd – zelfs voor non-profitorganisaties – dus controleer de wetten van uw lokale overheid als u een loterij organiseert.)
Er is een ander type loterij, een 50-50-loterij genaamd, waarbij 50 procent van het geld dat de loterijverkoop opbrengt, wordt aangeboden als prijs, terwijl de andere 50 procent wordt geïnd door de groep die de loterij organiseert. In de meeste gevallen heeft een 50-50-loterij een tijdslimiet, en wordt slechts één lot willekeurig gekozen om te winnen. Sommige groepen stellen ook andere bepalingen, zoals de winnaar moet aanwezig zijn om te winnen, of een bepaald aantal tickets moet worden verkocht om een winnaar te kiezen.
De kansen om een staatsloterij te winnen zijn altijd hetzelfde, omdat loterijen bij elke trekking uit dezelfde groep getallen kiezen.