De ecologie van chinchilla’s is vrij goed bekend. Ze zijn het meest actief bij dageraad en schemering en ’s nachts, hoewel ze af en toe op zonnige dagen buiten hun holen zijn waargenomen. Hun dieet bestaat uit alle beschikbare vegetatie. Chinchilla’s zijn sociale dieren, die meestal in kolonies leven in holen of tunnels in en rond de kardoenplant (Puya berteroniana) die op hellingen op de evenaar voorkomt. In het verleden werd gemeld dat kolonies tot 100 individuen konden omvatten, maar tegenwoordig zijn dat er waarschijnlijk veel minder. De levensduur is in het wild waarschijnlijk ongeveer 10 jaar, hoewel sommige individuen in gevangenschap meer dan 20 jaar oud zijn geworden. De geslachtsrijpheid bij beide geslachten treedt gemiddeld op na 8 maanden, maar kan ook al na 5,5 maanden optreden. De draagtijd duurt 111 dagen, wat relatief lang is voor zo’n klein zoogdier. Vrouwtjes kunnen tot twee nesten per jaar krijgen. De worpen kunnen variëren van 1-6 jongen, maar ongeveer twee is het gemiddelde. Chinchilla’s zijn ongeveer zo groot als een klein konijn. Ze hebben een brede kop, grote muisachtige oren en grote zwarte ogen. Het lichaam is klein met een lange borstelige staart die tot een derde van de lichaamslengte meet. Het kenmerk waar ze het meest bekend om staan is hun pluchen vacht. Terwijl mensen één haar per follikel hebben, heeft een chinchilla meer dan 50 haren per follikel. Hun zijdeachtige vacht is extreem dicht en zacht. De bovenzijde is blauwachtig, parelgrijs of bruingrijs van kleur en de onderzijde geelachtig wit. Chinchilla’s hebben sterke achterpoten, waardoor ze gemakkelijk kunnen rennen en springen. Ze zijn seksueel dimorf, waarbij volwassen vrouwtjes groter zijn dan mannetjes.
Arquidia Mantina
Artigos
Arquidia Mantina
Artigos