Sun | Opinion
Thomas Sowell – May 24th, 2003
Een decennium geleden — in mei 1993 — werd in deze column voor het eerst melding gemaakt van ongewoon pientere kleine kinderen die ook ongewoon laat beginnen te spreken. Zonder dat ik het toen wist, heeft dit een aantal opmerkelijke ontwikkelingen in gang gezet die nog niet hun beloop hebben gehad.
Brieven van ouders van zulke kinderen in verschillende delen van het land leidden tot de oprichting van een steungroep van 55 gezinnen die met elkaar in contact bleven, grotendeels per post, maar ook per telefoon en zelfs enkele persoonlijke bezoeken tussen ouders in verschillende staten.
Het leidde ook tot twee boeken, waarvan het meest recente – “Het Einsteinsyndroom” – onderzoek bevatte van professor Stephen Camarata, een spraakpatholoog aan het Vanderbilt University Medical Center en zelf een laat-prater. Hij is de speerpunt van het onderzoek naar kinderen met buitengewone capaciteiten die desondanks geen volledige zin spreken tot ze drie of vier jaar oud zijn — of ouder. Albert Einstein was de beroemdste van deze mensen, maar er zijn vele anderen geweest. Een van de meest opmerkelijke laat-praters was een jongen in India, geboren in een arm gezin met de naam Ramanujan in het tijdperk van de Britse overheersing aldaar. Hij kwam op de een of andere manier in het bezit van een boek over wiskunde, geschreven door een vooraanstaand Brits wiskundige. De jonge Ramanujan nam het boek door en leerde zichzelf wiskunde. Daarna ging hij zelf verder met het afleiden van wiskundige implicaties. Uiteindelijk werd zijn werk erkend aan de universiteit van Cambridge en werd hij naar Engeland gehaald, waar hij werd verkozen tot Fellow of the Royal Society. Muziek is een ander gebied waarop sommige laat-pratende kinderen opmerkelijk zijn geweest. De beroemde negentiende-eeuwse pianiste Clara Schumann en de beroemde twintigste-eeuwse pianist Arthur Rubinstein waren beiden laat-pratende wonderkinderen. Niet alle kinderen met wat wij het Einsteinsyndroom noemen, worden beroemd, natuurlijk. Maar wat hun prestatieniveau of bekendheid ook is, ze hebben de neiging een patroon te vertonen dat opmerkelijke bekwaamheden omvat in wat een professor aan het neuropsychiatrisch instituut van de UCLA “de drie M’s” noemde: “muziek, wiskunde en geheugen.” De kinderen in zowel mijn groep als die van professor Camarata hebben de neiging uit te blinken in het beheersen van op logica gebaseerde systemen, of het nu wiskunde, schaken, piano’s of computers zijn. Meer dan vier vijfde van deze kinderen zijn jongens, maar de weinige meisjes onder hen delen hetzelfde algemene patroon. Helaas hebben ze nog iets anders gemeen — “deskundigen” die hen snel een etiket opplakken, of dat etiket nu geestelijk gehandicapt of autistisch is of een van de andere etiketten die woekeren om kinderen te beschrijven die afwijken van vooroordelen. Einstein zelf werd als kind beschouwd als geestelijk gehandicapt en dat gold ook voor Edward Teller, een andere late prater. Te vaak krijgen ze het etiket “pervasieve” ontwikkelingsstoornis opgeplakt, zelfs wanneer hun enige probleem is dat ze te laat beginnen te praten. De nodeloze angst die ouders door valse diagnoses wordt aangedaan, gaat maar al te vaak gepaard met behandelingen die zo onderdrukkend zijn – het kind op een stoel vastbinden, bijvoorbeeld – dat zelfs een normaal kind wordt gedwongen tot problemen zoals zich terugtrekken van mensen. Vergis u echter niet. Voor sommige kinderen kan te laat beginnen met spreken een symptoom zijn van diepere, ernstiger, zelfs gevaarlijke, en langdurige problemen. Voor anderen is dat niet zo. Meerdere professionele evaluaties zijn nodig om dit uit te zoeken. Maar de kwaliteit van die evaluaties is cruciaal. Lokale schooldistricten zijn meestal de slechtste als het gaat om roekeloze diagnoses en dogmatische zekerheid. Ze bieden gratis evaluaties van kinderen aan, maar dat kan het duurste gratis zijn dat een ouder ooit krijgt. Het beste advies voor ouders komt misschien uit die column van tien jaar geleden: “In dit tijdperk van etiketten, waarin er voor elk etiket een overheidsprogramma is, moeten ouders oppassen dat hun kinderen niet in een hokje worden gestopt. De inzet is gewoon te hoog.” THOMAS SOWELL www.tsowell.com