Het Kasteel van de Duitse Orde in Malbork (beter bekend als Kasteel Malbork), dat zich uitstrekt over 51 hectare, werd gebouwd door ridders van de Duitse Orde. Zij kwamen eerst naar het Baltische gebied als missionarissen, ogenschijnlijk om de heidenen tot het christendom te bekeren. Na verloop van tijd groeide hun rijkdom en invloed, daagden zij op gezette tijden het gezag van de plaatselijke heersers uit, verwierven zij uitgestrekte stukken land en bouwden zij versterkte kloosters. Kasteel Malbork was meer dan 150 jaar lang de machtszetel van de Teutoonse ridders, en hun grootmeesters resideerden in het indrukwekkende paleis.
In plaats van een enkel bouwwerk is Kasteel Malbork een complex van drie kastelen, omringd door formidabele verdedigingsmuren die met elkaar verbonden zijn door poorten en bruggen. De toegangspoort van het complex bevindt zich in de benedenburcht, waar zich van oudsher de stallen, de wapenkamer, werkplaatsen en een brouwerij bevonden.
In de middenburcht woonden en vermaakten de grootmeesters zich. De Grote Refectorie is een enorme zaal van 450 vierkante meter met vloerverwarming, een prachtig gewelfd plafond en hoge gotische ramen. Overvloedige banketten werden gehouden in de grote zaal. In een van de privé-vertrekken van de Grootmeester kan men een plafond bewonderen dat beschilderd is met een delicaat druivenrankenmotief.
Het Hoge Kasteel was in de eerste plaats een kloosterverblijf. Interessant is de kloostertoren, de eerste in zijn soort die in opdracht van de ridders werd gebouwd en die later in andere door hen gebouwde kastelen werd nagebouwd. De ridders baden in de St. Mary’s kerk, die toegankelijk is via een kunstig gebeeldhouwde deuropening. Het heeft een opvallende gewelfde apsis en prachtige, hoewel vervagende, muurschilderingen versieren de muren. In het midden van de binnenplaats bevindt zich een middeleeuwse waterput, een bron van water in tijden van belegering.
Vanaf het midden van de 16e eeuw wisselde Kasteel Malbork herhaaldelijk van eigenaar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het bijna verwoest, maar sindsdien is het zorgvuldig gerestaureerd. In 1997 werd het door de UNESCO tot werelderfgoed verklaard.