Tekort aan spraak is vaak het meest duidelijke symptoom van een autisme spectrum stoornis (ASS) en de grootste reden tot zorg voor ouders van jonge kinderen. Voor veel gezinnen van kinderen met ASS is het leren praten van hun kind hun belangrijkste doel. Kinderen met ASS die leren om gesproken taal te gebruiken als primair communicatiemiddel hebben betere resultaten dan kinderen die dat niet leren (Howlin, 2005). Kinderen met ASS die verbaal vaardig zijn, hebben meer mogelijkheden voor sociale interacties met familie en leeftijdsgenoten, en een grotere kans op participatie in de reguliere settings op school en in de gemeenschap. Vijftien jaar geleden schatten deskundigen dat ongeveer 40% van de kinderen met ASS geen functionele gesproken taal verwierven en dat deze kinderen de slechtste langetermijnresultaten hadden. Veel deskundigen schatten nu echter dat het huidige percentage kinderen met ASS die niet spreken tussen de 20-30% ligt (Rogers, 2003).
De vraag is dan hoe het ontstaan van betekenisvolle gesproken taal kan worden bevorderd, zodat een zo groot mogelijk aantal kinderen met ASS in een zo vroeg mogelijk stadium van hun ontwikkeling spraak verwerft. Het ontwikkelen van spraak is slechts één aspect van communicatie, omdat er ook andere belangrijke communicatiedoelen zijn.
Verschillende factoren hebben jonge kinderen met ASS belet om verbale spraak te ontwikkelen. Helaas heeft onderzoek nog geen beste instructiemethode opgeleverd voor het verbeteren van de vroege communicatie of de tijd berekend die nodig is om een dergelijke interventie met succes te implementeren. Onderzoek heeft een verscheidenheid aan benaderingen aan het licht gebracht die doeltreffend zijn voor zowel het verbeteren van de communicatie als het ontlokken van eerste woorden aan niet-verbale jonge kinderen. Er worden echter geen richtlijnen gegeven om te helpen bepalen welke methoden het meest effectief zijn, voor welke kinderen, en op welk punt in de ontwikkeling. We weten dus dat het mogelijk is om taal te leren, maar we weten niet voor alle kinderen met ASS hoe we dat het beste kunnen doen. Nogmaals, het hangt af van het individuele kind. Welke benadering ook wordt gebruikt, effectief taalonderwijs impliceert voortdurende individuele interacties met een kind met behulp van zorgvuldig geplande en opeenvolgende strategieën en duidelijke versterkingspraktijken in een natuurlijke omgeving. Het is van cruciaal belang om voortdurend gegevens te verzamelen en deze gegevens te gebruiken voor de besluitvorming. Het gaat uiteindelijk om de ontwikkeling van vaardigheden en de veralgemening ervan.
De meeste jonge kinderen met ASS krijgen slechts een paar uur spraak-taaltherapie per week en krijgen daarom niet voldoende rigoureuze interventie om de snelst mogelijke vooruitgang te boeken. Communicatie is echter niet alleen de verantwoordelijkheid van de SLP, maar van iedereen die met dat kind werkt, omdat communicatie in elke omgeving voorkomt. Daarom is het noodzakelijk dat alle teamleden weten hoe ze alle communicatie-interventies moeten toepassen, zodat de interventies gedurende de hele dag en in alle omgevingen van het kind kunnen worden toegepast.
Een tweede onderdeel van een succesvolle implementatie is het trainen van ouders of andere verzorgers om het kind mogelijkheden te bieden om herhaaldelijk te oefenen met het gebruik van nieuwe communicatieve vormen en functies in alledaagse activiteiten. Volgens de National Research Council (2001) is oudertraining een noodzakelijke praktijk voor interventie bij jonge kinderen met autisme. Ouders kunnen alle belangrijke interventies op een hoog niveau van getrouwheid leren, ze thuis uitvoeren, en de taalvaardigheden van hun kinderen verbeteren. Interventies die de instructie inbedden in de natuurlijke gezinsroutines en kinderopvangpraktijken zijn bijzonder effectief.
Sommige kinderen met autismespectrumstoornissen (ASS) kunnen baat hebben bij het gebruik van alternatieve/augmentatieve communicatie, bekend als AAC. AAC omvat elke vorm van communicatie die geen spraak is om praten te vervangen of aan te vullen. Hoewel AAC mysterieus kan klinken, komt het in feite neer op het gebruik van visuele (zien) of tactiele (aanraken) middelen om te helpen communiceren. De snelle groei van geautomatiseerde communicatieve hulpmiddelen heeft de mogelijkheden voor non-verbale leerlingen met ASS sterk vergroot. Augmentatieve en alternatieve communicatie (AAC) interventiemethoden kunnen tijdelijk of permanent worden gebruikt (ASHA, 1991). Volgens von Tetzchner en Martinsen (1992) kunnen personen die baat kunnen hebben bij AAC in drie groepen worden ingedeeld: (a) de expressieve taalgroep, waarin personen taal begrijpen maar moeite hebben zich uit te drukken: (b) de ondersteunende taalgroepen, bestaande uit twee subgroepen die kinderen omvatten die extemporele AAC gebruiken om zowel het begrip van gesproken taal te vergemakkelijken als om zich uit te drukken of kinderen die spreken maar moeite hebben om begrepen te worden; en (c) de alternatieve taalgroep, waarin AAC een permanent middel is voor receptieve en expressieve communicatie.
Hoewel AAC een cruciale rol speelt als primair communicatiesysteem voor sommige kinderen met ASS, helpt het niet noodzakelijkerwijs bij het ontwikkelen van nuttige, communicatieve spraak. Op dit moment is er geen empirisch bewijs dat het gebruik van AAC de ontwikkeling van gesproken taal zal versnellen. In een recent onderzoek werd geconcludeerd dat er weliswaar aanwijzingen waren voor verbetering bij kinderen met fonologische en expressieve problemen, maar dat het effect op kinderen met ernstigere communicatieproblemen beperkt was. Er is geen bewijs dat een programma superieur is aan andere programma’s wat betreft het produceren van een hogere snelheid van spontane en generatieve communicatie of met een grotere generalisatie (Howlin, 2008). Er was enig bewijs dat een augmentatief systeem een voorheen non-verbaal kind kan aanmoedigen om te spreken. Bedenk echter dat tijd besteed aan AAC training geen tijd is die besteed is aan het leren gebruiken en begrijpen van spraak en het kost veel tijd om een AAC systeem te leren.
Bedenk dat baby’s met 18 maanden 4.380 uur gesproken taal hebben gehoord en we niet verwachten dat ze vloeiende sprekers zijn. Maar als AAC leerlingen slechts twee keer per week gedurende 20-30 minuten symbolen te zien krijgen voor communicatie, zal het 84 JAAR duren voordat ze dezelfde blootstelling hebben aan taal met hulpmiddelen als een 18 maand oude heeft aan gesproken taal. (Jane Korsten- QIAT Listerv 2011).
Wie zijn de beste kandidaten om onmiddellijk in aanmerking te komen voor AAC?
- Non-verbale kinderen die niet overgaan tot vocale imitatie, zelfs nadat ze hebben geleerd om lichaamsbewegingen te imiteren, en die misschien een woordenschat van zichtwoorden en andere non-verbale cognitieve vaardigheden hebben. Dit zouden jonge kinderen zijn die niet kunnen leren om spraak fonemen te imiteren en een echte onderliggende spraak dyspraxie hebben. Zij hebben dringend AAC nodig om symbolische communicatie te ontwikkelen. Sommigen zullen verbale spraak ontwikkelen als ze gebaren, PECS, enz. gebruiken, of een combinatie van strategieën.
- Kleuters van wie de non-verbale prestatievaardigheden ver onder het 12-maanden niveau liggen. Zij beschikken niet over de nodige cognitieve vaardigheden om de taalontwikkeling te ondersteunen. Dit zal een kleine groep kinderen zijn. Zij zullen gebaren en eenvoudige, low tech AAC moeten gebruiken.
Omdat functionele gesproken taal betere resultaten voorspelt voor kleuters met autisme, en omdat de grote meerderheid van jonge kinderen met autisme blijkbaar spraak kan beheersen, zou het leren begrijpen en gebruiken van spraak een hoofdprioriteit moeten zijn van elk vroegtijdig interventieprogramma voor kinderen met een autisme spectrum stoornis? Ja!