Plessy’s arrestatie
Op 7 juni 1892 liep Plessy het Press Street Depot in New Orleans binnen, kocht een eersteklas kaartje naar Covington en stapte op de trein nummer 8 van de East Louisiana Railroad, in de volle verwachting dat hij uit de trein zou worden gezet of gearresteerd, of allebei. Toen de trein het station verliet, vroeg de conducteur Plessy of hij een “kleurling” was; Plessy zei dat hij dat was, en de conducteur zei hem naar de juiste wagon te gaan, wat Plessy weigerde te doen. Plessy vertelde de machinist dat hij een Amerikaans staatsburger was, dat hij voor een eersteklas kaartje had betaald en dat hij van plan was in de eersteklas wagon te gaan zitten. De conducteur stopte de trein en rechercheur Christopher Cain stapte in de wagon, arresteerde Plessy en sleepte hem met geweld uit de trein met de hulp van enkele andere passagiers. Na een nacht in de gevangenis verscheen Plessy voor rechter John Howard Ferguson om te antwoorden op de aanklacht van overtreding van de wet op de gescheiden wagons.
Het Citizens’ Committee to Test the Constitutionality of the Separate Car Act, waarvan Plessy lid was, stelde een borgsom van $500 ter beschikking voor zijn vrijlating. Plessy werd pas in oktober 1892 voorgeleid, vier maanden na zijn arrestatie, en zijn advocaten pleitten dat de wet ongrondwettelijk was omdat hij een “badge of servitude” oplegde in strijd met het Dertiende Amendement (dat slavernij verbood) en omdat hij Plessy de gelijke bescherming van de wetten ontzegde die in het Veertiende Amendement was voorzien. Zij beweerden ook dat de kwestie van ras, zowel feitelijk als rechtens, te gecompliceerd was om de wetgever toe te staan die bepaling aan een spoorwegconducteur op te dragen.
Plessy faalde voor de rechtbank, en zijn daaropvolgende beroep bij het hoogste staatsgerechtshof (in Ex parte Plessy, 1893) was eveneens zonder succes. Een beroep bij het U.S. Supreme Court volgde, maar de tijd stond nauwelijks aan Plessy’s kant. Tussen de indiening van het beroep in 1893 en het pleidooi voor het U.S. Supreme Court in Washington, D.C., in april 1896, was zowel het algemene klimaat als de houding van het hof verhard. In het hele land, maar vooral in het Zuiden, gingen de omstandigheden voor zwarten snel achteruit.
De uitspraak van het Hooggerechtshof die volgde op 18 mei 1896 en die de namen Plessy en Ferguson droeg (Plessy v. Ferguson) bekrachtigde de Separate Car Act en oordeelde dat de wet noch in strijd was met het Dertiende Amendement (omdat de slavernij niet opnieuw werd ingesteld) noch met het Veertiende Amendement (omdat de aan elk ras verstrekte accommodaties gelijk waren). Deze beslissing bevestigde de invoering van het Jim Crow tijdperk en luidde een periode in van gelegaliseerde apartheid in de Verenigde Staten.