Antwoord:
Het woord “discipel” betekent eenvoudig een leerling of volgeling. Als men het over de twaalf discipelen heeft, bedoelt men de twaalf mannen die Jezus heeft uitgekozen.
“En toen Hij Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen had, gaf Hij hun macht over onreine geesten, om die uit te drijven, en om allerlei ziekten en alle soorten kwalen te genezen. De twaalf apostelen nu heetten: eerst Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, zijn broeder; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder; Filippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs, wiens familienaam Thaddaüs was; Simon, de Kanaäniet, en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. Deze twaalf zond Jezus uit en gebood hun, zeggende: “Gaat niet op den weg der heidenen, en gaat niet in een stad der Samaritanen” (Mattheüs 10:1-5).
Maar dit betekent niet, dat de twaalf de enige leerlingen waren. Mensen hebben de slechte gewoonte om “alleen” aan te nemen wanneer iets specifieks wordt vermeld, ook al wordt dat niet geïmpliceerd. Johannes vermeldt: “Daarom, toen de Here wist, dat de Farizeeën gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen gemaakt en gedoopt had dan Johannes” (Johannes 4:1). Hun aantal wordt niet genoemd, maar de implicatie is dat het aantal discipelen vrij groot was.
Er was een tijd dat Jezus zeventig discipelen voor zich uit zond om steden voor te bereiden op zijn bezoeken. “Daarna stelde de Heer tweeënzeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor Hem uit naar elke stad en plaats waarheen Hij zou gaan” (Lucas 10:1). Er wordt ons ook verteld over de vrouwen die Jezus bijstaan tijdens zijn bediening (Marcus 15:40-41). Dan lezen we in Handelingen over een bijeenkomst van 120 discipelen (Handelingen 1:15). En Paulus vermeldt dat Jezus na Jezus’ opstanding aan meer dan 500 discipelen tegelijk is verschenen (I Korintiërs 15:6).
Oké.
Dank je Jeff! God zegene je!