Hamstring Autograft versus Patellar Tendon Autograft for ACL Reconstruction: Is There a Difference in Graft Failure Rate? A Meta-analysis of 47,613 Patients

Achtergrond: Bot-patellaire pees-bot (bot-tendon-bot) en vierstrengs hamstringpees transplantaten (hamstring) zijn de meest gebruikte autografts voor primaire voorste kruisband (ACL) reconstructie. Bestaande klinische studies, registerstudies en meta-analyses bieden tegenstrijdige meningen over de meest gunstige transplantaatkeuze.

Vragen/doelstellingen: Welk graft type voor ACL reconstructie (bot-pees-bot of hamstring) heeft een hoger risico op (1) graft ruptuur en/of (2) graft laxiteit?

Methoden: We voerden een meta-analyse uit van gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT’s), prospectieve cohortonderzoeken en nationale registeronderzoeken van hoge kwaliteit om de uitkomsten van primaire ACL-reconstructie met bot-pees-bot-autograft of hamstring-autograft te vergelijken. Studies die deze transplantaattypes vergeleken werden geïdentificeerd via een uitgebreide zoektocht in elektronische databanken (PubMed, MEDLINE, EMBASE, en de Cochrane Library). Twee onafhankelijke beoordelaars gebruikten de Jadad-schaal voor de kwaliteit van RCT-studies en de Modified Coleman Methodology Score voor de kwaliteit van prospectieve vergelijkende studies en registers. De geïncludeerde studies werden geanalyseerd op de primaire uitkomstmaat van transplantaatruptuur met of zonder revisie ACL chirurgie. Bij overlevende transplantaten werden secundaire uitkomsten van transplantatielaxiteit gekwantificeerd door KT1000/2000™-testen, een positieve pivot shift test en een positieve Lachman test. De meta-analyse werd uitgevoerd met Review Manager. In totaal werden 47.613 ACL-reconstructies (39.768 bot-pees-bot en 7845 hamstring) uit 14 RCT’s, 10 prospectieve vergelijkende onderzoeken en één nationaal registeronderzoek van hoge kwaliteit in deze meta-analyse opgenomen. De gemiddelde leeftijd was 28 jaar in beide groepen. Drieënzestig procent van de patiënten in het bone-tendon-bone cohort waren mannen tegenover 57% van de patiënten in het hamstring cohort. De gemiddelde follow-up was 68 ± 55 maanden.

Resultaten: Tweehonderd twaalf van 7560 (2,80%) bot-tendon-bot transplantaten scheurden vergeleken met 1123 van 39.510 (2,84%) in de hamstring groep (odds ratio = 0,83, 95% betrouwbaarheidsinterval, 0,72-0,96; p = 0,01). De ‘number needed to treat’ analyse toonde aan dat 235 patiënten behandeld zouden moeten worden met een bot-pees-bot transplantaat boven een hamstringpees transplantaat om één breuk van het transplantaat te voorkomen. Instrumentele laxiteitsanalyse toonde aan dat 22% (318 van 1433) van de patiënten in de bot-pees-bot groep laxiteit had vergeleken met 18% (869 van 4783) in de hamstringpees groep (odds ratio = 0,86; p = 0,16). Pivot shift analyse toonde een positieve pivot shift in 19% (291 van 1508) van de bot-tendon-bot groep vergeleken met 17% (844 van 5062) in de hamstring groep (odds ratio = 0,89; p = 0,51). Lachman-testen toonden een positieve Lachman bij 25% (71 van 280) van de patiënten die een bot-pees-bot transplantaat kregen, vergeleken met 25% (73 van 288) in de hamstring groep (odds ratio = 0,96; p = 0,84).

Conclusies: In deze meta-analyse van korte- tot middellange-termijn follow-up na primaire ACL-reconstructie, faalden hamstring-autografts met een hoger percentage dan bot-pees-bot-autografts. De faalpercentages waren echter laag in elke groep, het waargenomen verschil was klein, en we zagen weinig verschillen tussen de transplantaattypes wat betreft laxiteit. Beide transplantaattypes blijven levensvatbare opties voor primaire ACL-reconstructie, en het verschil in faalratio zou een deel moeten zijn van een groter gesprek met elke individuele patiënt over transplantaatselectie waarbij ook mogelijke verschillen in morbiditeit van de donorplaats, complicatiepercentages, en door de patiënt gerapporteerde uitkomstmaten moeten worden betrokken. Voortdurende prospectieve verzameling van patiëntgegevens zal belangrijk zijn in de toekomst als we proberen de potentiële verschillen in resultaten die kunnen worden toegeschreven aan transplantaatselectie verder te karakteriseren.

Niveau van bewijs: Niveau III, therapeutisch onderzoek.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.