Wetenschappers denken vaak dat als zij zich met geschiedenis zouden bezighouden, dit meer dan een tikkeltje onfatsoenlijk zou zijn. Sommigen gaan zelfs zo ver dat ze bordjes op hun kantoordeuren hangen met de tekst: “Wij bestuderen geen geschiedenis; wij maken haar.”
Het is natuurlijk goed om hobby’s te hebben, maar zich bezighouden met geschiedenis, vooral met de geschiedenis van de wetenschap, wordt door sommigen opgevat als het eerste alarmerende teken van seniliteit. Wat het ook is, geschiedenis is in deze opvatting geen wetenschap. De wetenschap streeft naar algemene waarheden, hoe ruimer hoe beter. Wetenschap is toekomstgericht; zij doet voorspellingen die ons in staat stellen onze toekomst te plannen en te verbeteren.
De geschiedenis daarentegen houdt zich bezig met het bijzondere en het verleden. Voor zover de geschiedenis over het bijzondere gaat, wordt zij als triviaal beschouwd. Voor zover zij over het verleden gaat, lijkt zij niet langer relevant voor onze toekomst. En de geschiedenis van de wetenschap is nog erger. Door de theorieën, personen en wetenschappelijke culturen uit het verleden te bestuderen, zou dit soort geschiedenis afgeleid zijn en geen echte eigen ideeën hebben. Als zodanig verspilt zij kostbare middelen, zowel intellectueel als financieel, die anders zouden kunnen worden gebruikt voor werkelijke wetenschappelijke vooruitgang.
Dit is een krachtig argument, en het wordt algemeen geloofd. Maar bijna alles eraan is verkeerd. Elk laboratoriumboek is een verslag van bepaalde gebeurtenissen, en voordat de inkt droog is, is elke aldus gerapporteerde gebeurtenis grondig en onherroepelijk in het verleden. Elk experiment en elke meting is een bijzondere gebeurtenis. En tegen de tijd dat we ze kunnen gebruiken zijn ze in het verleden. Een wetenschap zonder deze bijzonderheden uit het verleden is helemaal geen wetenschap; zij is niets meer dan speculatieve metafysica of dogmatische mythevorming.
De betrokkenheid van wetenschap en wetenschappers bij de geschiedenis houdt hier niet op. Vaak is haar zelfopvatting dat de echte wetenschap nieuwe ideeën bedenkt, maar dat de geschiedenis volledig afgeleid is, oude versleten ideeën herhalend. Toch willen diezelfde wetenschappers beweren dat hun nieuwste inzichten vooruitgang betekenen. Om vooruitgang te kunnen claimen moeten de huidige theorieën vergeleken worden met die uit het verleden; het vereist een beschrijving en interpretatie van die theorieën uit het verleden. Om je eigen opvattingen te verdedigen moet je er vaak voor zorgen dat het publiek de alternatieven op een bepaalde manier gaat zien, zodat jouw opvatting de natuurlijke volgende stap voorwaarts is. Dit is de functie van het literatuuronderzoek en vooral van het overzichtsartikel. Dit is interpretatief en paradigmatisch historisch werk. Ja, het gaat over het verleden. Maar degenen die de overzichtsartikelen beheersen, beheersen ook het heden en de toekomst. Als we eenmaal zien wat geschiedenis is (inclusief de geschiedenis van de wetenschap), dan is het niet zomaar een hobby. Het is even centraal in de wetenschap als experimentele bevindingen en even vitaal voor haar toekomst als een onderzoeksbeurs.
Voor verdere discussie zie: Richard Creath, “The Role of History in Science”, Journal of the History of Biology, (2010) 43: 207-14.