Fotograaf: D Goffin

Uiterlijk

Het vaalhert is een middelgroot tot groot hert. Volgroeide mannetjes (bokken) zijn ongeveer 0,84 tot 0,94 m hoog op de schouder en wegen tussen 46 en 93 kg.

Volgroeide vrouwtjes (hinden) zijn 0,73 tot 0,91 m hoog op de schouder en wegen tussen 35 en 56 kg. Ter vergelijking: een gemiddelde volwassen man in Groot-Brittannië is 1,77 m hoog en weegt 79 kg.

Vale herten hebben vier belangrijke variaties in hun vacht:

  • Gewoon – bruingeel, met witte vlekken op de flanken en een witte stuitvlek met een zwarte hoefijzervormige rand. Vacht verbleekt tot een algemene grijze kleur tijdens de winter
  • Menil – blekere kleuring met witte vlekken het hele jaar door en een caramel hoefijzervormige rand op stuit
  • Melanistisch – zwart, bijna geheel zwart of chocoladekleurig
  • Wit – wit tot bleek zandkleurig die steeds witter wordt naarmate men ouder wordt (dit is een echte kleur en geen albino).

Het vaalhert heeft vaak een kenmerkende zwarte omgekeerde hoefijzervorm op zijn stuit, en een zwarte streep op zijn staart, die de langste is van alle Britse herten.

Het vaalhert is de enige soort in Groot-Brittannië met een handvormig gewei. Dit wordt voller als het hert drie/vier jaar oud is en kan tot 0,7 m lang worden. Hun kop is langwerpiger dan die van sommige andere soorten, met grote hoekige oren.

Hindes en hun jongen geven een korte blaf als ze worden gealarmeerd. Bokken kreunen luid tijdens het voortplantingsseizoen.

Honingherten laten grote hoefafdrukken (gleuven) achter, ongeveer 6 cm lang in zachte grond. Hun poten zijn langwerpiger dan die van reeën en ze zijn zwaarder, waardoor ze diepere afdrukken achterlaten.

Geschiedenis, verspreiding &habitat

Deze elegante herten zijn lange tijd gewaardeerd als siersoorten en hun geschiedenis is nauw verbonden met die van hertenparken. Damherten werden voor het eerst naar Groot-Brittannië gebracht vanuit het westelijke Middellandse-Zeegebied tijdens de Romeinse periode, toen ze werden gehouden in omheinde gebieden die bekend staan als ‘vivaria’. Genetische analyse heeft aangetoond dat deze Romeinse damherten in Groot-Brittannië zijn uitgestorven na de ineenstorting van het Romeinse Rijk. Pas in de 11e eeuw werden de damherten opnieuw geïntroduceerd, ditmaal vanuit het oostelijke Middellandse-Zeegebied. Aanvankelijk werden zij in parken gehouden als zeldzame exoten, maar geleidelijk groeide hun populatie en werden zij een belangrijke bron van hertenvlees voor de aristocratische tafels. Toen de mode voor hertenparken in de 15e eeuw afnam, raakten veel parken in verval en deze middeleeuwse ontsnapte herten vormen de basis van de vrijlevende populatie in het huidige Groot-Brittannië.

Hoewel ze niet inheems zijn, worden damherten als ingeburgerd beschouwd en zijn ze plaatselijk overvloedig en in aantal toenemend. Ze zijn wijdverspreid in Engeland en Wales, maar verspreid in Schotland, en bewonen volgroeide loofbossen met ondergroei, open naaldbossen, en open landbouwgrond. Ze grazen bij voorkeur in grassen, hoewel ze in de herfst en winter ook bomen en scheuten van dwergstruiken kunnen eten.

Populatiedichtheid en habitat beïnvloeden zowel de groepsgrootte als de mate van seksuele segregatie. Groepen volwassen mannetjes en vrouwtjes, meestal met jongen, blijven in grote bosgebieden het grootste deel van het jaar gescheiden en komen alleen samen om te paren. In open landbouwgebieden lopen de geslachten het hele jaar door vrij rond in grote kuddes.

Schade door het snuffelen aan boomscheuten en landbouwgewassen brengt damherten in conflict met boeren en bosbouwers en hun vermogen om zeer hoge dichtheden te bereiken kan resulteren in hoge plaatselijke schadedrempels. Omgekeerd kunnen veel land- en bosbouwbedrijven aanzienlijke inkomsten halen uit het recreatief besluipen van herten en/of de productie van hertenvlees. Damherten worden ook gekweekt voor hun wild en zijn een van de belangrijkste soorten voor sierparken in het VK. Ongeacht de context vereisen damhertenpopulaties zorgvuldig beheer om de gezondheid en kwaliteit te handhaven en te zorgen voor een duurzaam evenwicht met hun omgeving.

Fok, gedrag &levenscyclus

Gedrag is afhankelijk van de omgeving en de populatiedichtheid. In de meeste populaties handhaven bokken een traditionele, verdedigde bronsttelling. In andere populaties wordt een tijdelijke bronsttent gehandhaafd om voldoende hinden aan te trekken en hen in een harem te drijven. In gebieden met een zeer hoge bokdichtheid kan een lek worden gevormd (een bijeenkomst van mannetjes die met elkaar wedijveren om potentiële partners aan te trekken). In gebieden met een lagere dichtheid kunnen bokken gewoon op zoek gaan naar ontvankelijke wijfjes. Net als bij andere grote hertensoorten escaleert het gedrag van de bokken tijdens conflicten van kreunen en parallel lopen tot vechten. Tijdens de bronstperiode kreunen bokken enorm en geven hinden met kalveren een korte blaf als ze worden gealarmeerd.

Na de paring baart een volwassen hinde in juni of juli één enkel reekalf na een draagtijd van 229 dagen. Bokken worden meestal 8 tot 10 jaar oud, maar kunnen wel 16 jaar oud worden.

Dwergherten zijn het hele etmaal actief, maar maken gebruik van de open ruimte tijdens de uren dat het donker is in populaties die vaak verstoord worden. De activiteit is het grootst bij zonsopgang en zonsondergang, en overdag wordt het grootste deel van de tijd ‘liggend’ doorgebracht, waar ze tussen het eten door gaan liggen herkauwen.

In de afgelopen vijf jaar heeft de British Deer Society het door de Arts & Humanities Research Council gefinancierde ‘Fallow Deer Project’ gesteund, dat heeft onderzocht hoe, wanneer en waarom het Europese damhert (Dama dama) zich vanuit zijn geboortestreek in het Middellandse-Zeegebied over de wereld heeft verspreid. Voor meer informatie over het project, zie de youtube-link https://youtu.be/6aagY-9wdtk

pdfDownload soortfolder(4.74 MB)

Download verspreiding & identificatie poster

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.