De dood van koning Hamlet en Gertrude’s huwelijk met Claudius vinden plaats onmiddellijk voorafgaand aan de opening van het stuk. Deze twee gebeurtenissen zijn de oorzaak van Hamlets verdriet en afkeer in de eerste akte, en vormen de basis van het wraakcomplot. Shakespeare laat echter opzettelijk de omvang van Gertrude’s historische betrokkenheid bij Claudius (als zowel zijn minnares als potentiële medeplichtige bij de moord) onduidelijk. In tegenstelling tot haar mannelijke tegenhangers heeft Gertrude geen soliloquies en wordt haar dus de mogelijkheid ontzegd om haar innerlijke gedachten en gevoelens aan het publiek te presenteren. Om deze redenen is de ware aard van haar karakter en motivatie dubbelzinnig.
De meest blijvende karakterisering van Gertrude – als schaamteloos sensueel en oppervlakkig – wordt gegeven door Hamlet en het Spook. Hamlet heeft het vaak over de seksualiteit van zijn moeder, en is geobsedeerd door haar lichamelijke relatie met Claudius. Hij beschrijft hun echtelijk bed als ‘incestueuze lakens’ (1.2.57) en ‘een enseamèd bed, / Gestoofd in corruptie’ (3.4.84-85). De geest spreekt ook over Gertrude’s seksualiteit wanneer hij bitter klaagt:
Zo lust, hoewel met een stralende engel verbonden,
Zal zich nestelen in een hemels bed
En roofbouw plegen op vuilnis. (1.5.55-57)
De Geest noemt Gertrude’s vraatzuchtige lust als oorzaak van haar snelle huwelijk met zijn broer (het ‘vuilnis’ in deze metafoor). Gertrude’s seksuele relatie met Claudius definieert haar karakter voor beide Hamlets, en bezoedelt het beeld dat het publiek van haar heeft als een onmatig wellustig en zelfingenomen individu. Gertrude zegt echter niets in de tekst van het stuk om deze beoordeling te bevestigen of te ontkennen. De taal die ze gebruikt, schetst een heel ander beeld.
Key citaten en taalanalyse
Gertrude’s rol is traditioneel gezien als passief, waarbij critici de weinige, korte, toespraken die ze houdt vaak afdoen als slechts de weerspiegeling van de gedachten en meningen van haar mannelijke tegenhangers. Bij nadere analyse blijkt haar toespraak echter altijd direct, inzichtelijk en zonder insinuaties te zijn. Gertrude anticipeert vaak op sleutelmomenten, thema’s of implicaties in het stuk als geheel, of identificeert die juist.
Haar korte instructie aan Polonius om ‘ore matter with less art’ (2.2.96) te spreken, identificeert Polonius als een pretentieuze, rammelende oude dwaas, terwijl ze tegelijkertijd haar autoriteit en intelligentie laat gelden – en dat alles wordt in een poëtische hartslag volbracht.
Instinctief bespeurt zij de ware oorzaak van Hamlet’s ondeugendheid in de tweede akte, en zij windt er geen doekjes om wanneer zij Claudius uitlegt dat het hun verbintenis is die haar zoon zo van streek heeft gemaakt:
het is niet anders dan de hoofdzaak –
De dood van zijn vader en ons overhaaste huwelijk. (2.2.56-57)
Ondanks Gertrude’s gave om scherpzinnige observaties te maken, lijkt ze er genoegen mee te nemen er niet naar te handelen, en in plaats daarvan onderwerpt ze zich aan de plannen van haar man en zijn raadgevers in de eerste helft van het stuk: “Ik zal u gehoorzamen” (3.1.38). Gertrude’s meegaandheid is voor interpretatie vatbaar: getuigt het van passiviteit en apathie, of gewoon van toewijding aan haar echtgenoot en vertrouwen in zijn oordeel over haar zoon? Gertrude is dus raadselachtig, en daardoor heeft haar karakter het moeilijk zich te definiëren tegenover de expliciete openingsopvattingen van Hamlets. De kracht en de complexiteit van Gertrude’s persoonlijkheid komen echter aan het licht naarmate het stuk vordert en zij gedwongen wordt de realiteit van haar situatie onder ogen te zien.
De cruciale en onthullende kastscène van akte 3, scène 4 is de eerste en enige keer dat Hamlet en Gertrude samen alleen op het toneel staan. Het is de intensiteit van hun interactie, evenals de schok van de moord op Polonius en
Hamlets daaropvolgende beschuldigingen van moord en incest, die de emotionele diepten van Gertrudes karakter beginnen te onthullen:
Tou turn’st mine eyes into my very soul,
And there I see such black and grainèd spots (3.4.81)Tou turn’st mine eyes into my very soul,
En daar zie ik zulke zwarte en korrelige vlekken (3.4.81-82)De wetenschap dat haar eerste echtgenoot, koning Hamlet, door Claudius is vermoord, zorgt ervoor dat Gertrude moreel ontwaakt: wat ooit een ethisch grijs gebied was (haar “overhaaste huwelijk”) is een “zwarte en korrelige vlek” op haar eigen ziel geworden. Gertrude’s leed over deze onthullingen is oprecht; haar herhaalde verzoeken aan ‘lieve Hamlet’ (3.4.88) om ‘niet meer met mij te spreken’ (3.4.86) geloven de schaamte die ze nu voelt. Haar reactie is zodanig dat zelfs de Geest, een vroegere criticus, opmerkt dat ‘verbazing op uw moeder zit’ (3.4.104) en Hamlet waarschuwt haar niet verder van streek te maken.