Maar verschillende antropologen hebben erop gewezen dat deze ruilhandel nooit is waargenomen toen onderzoekers naar onontwikkelde delen van de wereld reisden. “Er is nog nooit een voorbeeld beschreven van een pure ruileconomie, laat staan van het ontstaan ervan door het gebruik van geld,” schreef Caroline Humphrey, hoogleraar antropologie aan Cambridge, in een artikel uit 1985. “Alle beschikbare etnografie suggereert dat zoiets nooit heeft bestaan.”
Humphrey staat niet alleen. Andere academici, waaronder de Franse socioloog Marcel Mauss en de Cambridge politieke econoom Geoffrey Ingham, hebben reeds lang soortgelijke argumenten aangevoerd.
Wanneer ruilhandel opdook, was dat niet als onderdeel van een zuivere ruilhandel-economie, en geld is er niet uit voortgekomen – het is eerder uit geld voortgekomen. Na de val van Rome, bijvoorbeeld, gebruikten Europeanen ruilhandel als vervanging voor de Romeinse valuta waaraan men gewend was geraakt. “In de meeste gevallen die we kennen, vindt ruilhandel plaats tussen mensen die vertrouwd zijn met het gebruik van geld, maar er om de een of andere reden niet veel van in omloop hebben,” verklaart David Graeber, professor antropologie aan de London School of Economics.
Dus als ruilhandel nooit heeft bestaan, wat dan wel? Antropologen beschrijven een grote verscheidenheid aan ruilmethoden, maar geen daarvan is de “twee koeien voor tien schepels tarwe”-variant.
Gemeenschappen van indianen van de Iroquois, bijvoorbeeld, legden hun voorraden aan in longhouses. Vrouwelijke raden verdeelden dan de goederen, legt Graeber uit. Andere inheemse gemeenschappen vertrouwden op “gifteconomieën”, die ongeveer als volgt gingen: Als je als bakker vlees nodig had, bood je je bagels niet aan voor de biefstukken van de slager. In plaats daarvan liet je je vrouw aan de vrouw van de slager doorschemeren dat jullie te weinig ijzer hadden, en zij zei dan zoiets als “Oh echt? Neem een hamburger, we hebben er genoeg!” Later zou de slager een verjaardagstaart willen, of hulp bij het verhuizen naar een nieuw appartement, en jij zou hem helpen.
Op papier klinkt dit een beetje als uitgestelde ruilhandel, maar er zijn een paar belangrijke verschillen. Ten eerste is het veel efficiënter dan Smiths idee van een ruilhandel, omdat het niet afhankelijk is van de vraag of iedereen tegelijkertijd heeft wat de ander wil. Het is ook geen tit for tat: Niemand kent ooit een specifieke waarde toe aan het vlees of de cake of de huisarbeid, wat betekent dat schulden niet kunnen worden overgedragen.
En in een gifteconomie is de ruil niet onpersoonlijk. Als je ruilt met iemand om wie je geeft, zul je “onvermijdelijk ook genoeg om haar geven om rekening te houden met haar individuele behoeften, verlangens en situatie”, betoogt Graeber. “Zelfs als je iets ruilt voor iets anders, is het waarschijnlijk dat je de zaak ziet als een gift.”
Handel kwam wel voor in niet-monetaire samenlevingen, maar niet tussen dorpsgenoten. In plaats daarvan werd het bijna uitsluitend gebruikt met vreemden, of zelfs vijanden, waar het vaak gepaard ging met complexe rituelen die handel, dans, feestmaaltijden, schijngevechten of seks inhielden – en soms allemaal met elkaar verweven. Neem nu het inheemse Gunwinggu-volk in Australië, zoals geobserveerd door de antropoloog Ronald Berndt in de jaren 1940:
Mannen van de bezoekende groep zitten rustig terwijl vrouwen van de andere groep naar hen toekomen en hen doeken geven, slaan en uitnodigen tot copulatie. Ze nemen alle vrijheid die ze maar willen met de mannen, te midden van amusement en applaus, terwijl het zingen en dansen doorgaat. Vrouwen proberen de lendendoeken van de mannen los te maken of hun penissen aan te raken, en hen van de “ringplaats” te sleuren voor coïtus. De mannen gaan met hun … partners, met een blijk van tegenzin om te copuleren in de struiken weg van de vuren die de dansers aansteken. Zij mogen de vrouwen tabak of kralen geven. Als de vrouwen terugkeren, geven ze een deel van deze tabak aan hun eigen man.
Het is dus iets gecompliceerder dan gewoon een stuk stof ruilen voor een handvol tabak.