Op 23 januari 1922 kreeg de 14-jarige Leonard Thompson als eerste een insuline-injectie als behandeling voor diabetes. In het begin van de jaren twintig hadden veel onderzoekers het sterke vermoeden dat diabetes werd veroorzaakt door een storing in het spijsverteringsstelsel die verband hield met de alvleesklier. In die tijd was de enige manier om de dodelijke ziekte te behandelen een dieet met weinig koolhydraten en suiker, en veel vet en eiwitten. Met dat dieet konden mensen met diabetes nog ongeveer een jaar leven.
Frederick Banting en Charles Best
Een doorbraak kwam aan de Universiteit van Toronto in de zomer van 1921, toen de Canadezen Frederick Banting en Charles Best erin slaagden insuline te isoleren uit proefpersonen van honden, diabetische symptomen bij de dieren te veroorzaken, en vervolgens een programma van insuline-injecties te beginnen dat de honden weer normaal deed functioneren. Hun ontdekking werd op 14 november 1921 aan de wereld bekendgemaakt.
Twee maanden later begonnen de twee wetenschappers, met de steun van J.J.R. MacLeod van de Universiteit van Toronto, met de voorbereidingen voor een insulinebehandeling van een mens. Met de hulp van biochemicus J.B. Collip, extraheerden zij een redelijk zuivere formule van insuline uit de pancreas van runderen uit slachthuizen, en gebruikten deze om Leonard Thompson te behandelen. De Canadese tiener verbeterde drastisch, en de Universiteit van Toronto gaf farmaceutische bedrijven onmiddellijk een licentie om insuline te produceren, vrij van royalty’s.
Tegen 1923 was insuline op grote schaal beschikbaar, en redde talloze levens over de hele wereld, en Banting en Macleod kregen de Nobelprijs voor de Geneeskunde.