De data-link laag is de protocollaag in een programma die de verplaatsing van gegevens in en uit een fysieke verbinding in een netwerk afhandelt. De datalink-laag is laag 2 in het Open Systems Interconnection (OSI)-architectuurmodel voor een reeks telecommunicatieprotocollen. Gegevensbits worden gecodeerd, gedecodeerd en geordend in de gegevensverbindingslaag, voordat zij als frames worden getransporteerd tussen twee aangrenzende knooppunten op hetzelfde LAN of WAN. De datalink-laag bepaalt ook hoe apparaten zich herstellen van botsingen die kunnen optreden wanneer knooppunten proberen frames tegelijkertijd te verzenden.
De datalink-laag heeft twee sublagen: de logical link control (LLC) sublayer en de media access control (MAC) sublayer.
Zoals beschreven in de IEEE-802 LAN-specificatie is de rol van de LLC sublayer het regelen van de datastroom tussen verschillende toepassingen en diensten, alsmede het verschaffen van mechanismen voor bevestiging en foutmelding. De LLC sublayer kan dan praten met een aantal IEEE 802 MAC sublayers, die de toegang tot de fysieke media voor transport regelen. Het is ook verantwoordelijk voor de fysieke adressering van frames. Twee veel voorkomende MAC-laagtypen zijn Ethernet en 802.11 draadloze specificaties.
Functies van de datalinklaag
De datalinklaag heeft drie hoofdfuncties:
- Het handelt problemen af die optreden als gevolg van bit-transmissiefouten.
- Het zorgt ervoor dat gegevens in een tempo stromen dat zendende en ontvangende apparaten niet overweldigt.
- Het maakt de transmissie van gegevens naar Layer 3, de netwerklaag, mogelijk, waar ze worden geadresseerd en gerouteerd.
Data link layer en het oplossen van fouten
De data link layer zorgt ervoor dat een initiële verbinding tot stand is gebracht, verdeelt uitvoergegevens in dataframes en verwerkt de bevestigingen van een ontvanger dat de gegevens met succes zijn aangekomen. Zij zorgt er ook voor dat binnenkomende gegevens met succes zijn ontvangen door bitpatronen op speciale plaatsen in de frames te analyseren.
Als er een fout optreedt, meldt de datalink-laag aan protocollen op hoger niveau dat er iets met de fysieke verbinding is gebeurd. Dankzij de mogelijkheden voor framesequencing in de datalink-laag kan het ontvangende apparaat frames die mogelijk niet in de juiste volgorde zijn verzonden, opnieuw ordenen. De datalink-laag controleert of het pakket onbeschadigd is. De datalink-laag beheert ook stromen door apparaten op een link in staat te stellen congestie te detecteren. Apparaten in de buurt zenden vervolgens informatie over congestie uit, zodat het verkeer dienovereenkomstig kan worden omgeleid.