Lust
Hier verkent Dante de relatie – in zijn tijd en plaats net zo berucht als in de onze – tussen liefde en lust, tussen de veredelende kracht van aantrekking tot de schoonheid van een heel persoon en de destructieve kracht van bezitterig seksueel verlangen. De wellustigen in de hel, wier daden hen en hun minnaars vaak naar de dood leidden, zijn “vleselijke zondaars die het verstand ondergeschikt maken aan de begeerte” (Inf. 5.38-9). Uit de gegeven voorbeelden blijkt dat voor Dante de grens tussen lust en liefde wordt overschreden wanneer men handelt naar dit misplaatste verlangen. Dante laat overtuigender dan de meeste moralisten en theologen zien dat deze grens inderdaad erg dun is, en hij erkent de mogelijke medeplichtigheid (ook die van hemzelf) van hen die ideeën en beelden van romantische liefde propageren door middel van hun creatieve werk. Dantes plaats van lust – een van de zeven hoofdzonden – in de eerste cirkel van de hel waarin een onberouwvolle zonde wordt gestraft (de tweede cirkel in totaal) is eveneens dubbelzinnig: Aan de ene kant markeert de plaats van lust – het verst van Satan – het als de minst ernstige zonde in de hel (en in het leven); aan de andere kant herinnert Dantes keuze van lust als de eerste zonde die wordt voorgesteld aan de gebruikelijke – zij het grove – associatie van seks met de erfzonde, dat wil zeggen, met de val van de mensheid (Adam en Eva) in de tuin van Eden.
terug naar boven
Minos
Typisch voor de monsters en bewakers van de hel, is Dante’s Minos een amalgaam van figuren uit klassieke bronnen die wordt gecompleteerd met een paar persoonlijke accenten van de dichter. Zijn Minos kan in feite een combinatie zijn van twee figuren met deze naam – beide heersers van Kreta – de een de grootvader van de ander. De oudere Minos, zoon van Zeus en Europa, stond bekend – vanwege zijn wijsheid en de bewonderde wetten van zijn koninkrijk – als de “favoriet van de goden”. Deze reputatie bezorgde hem het ambt – na zijn dood – van opperrechter van de onderwereld. Hij was dus belast, zoals Vergilius getuigt, met het verifiëren dat de persoonlijke boekhouding van elke ziel die voor hem kwam overeenkwam met wat geschreven was in de urn die alle menselijke lotsbestemmingen bevatte: “Hij schudt de urn en roept de vergadering van de zwijgenden op, om de levens van de mensen en hun wandaden te leren kennen” (Aen. 6.432-3). De tweede Minos, kleinzoon van de eerste, nam keihard wraak op de Atheners (die zijn zoon Androgeos hadden gedood) door een jaarlijks eerbetoon van veertien jongeren (zeven jongens en zeven meisjes) te eisen als offer aan de Minotaurus, het hybride monster dat op de loer lag in het labyrint dat door Daedalus was gebouwd.
Minos’ lange staart, die hij een aantal malen om zijn lichaam wikkelt, gelijk aan het aan de ziel toegewezen niveau (cirkel) van de hel (Inf. 5.11-12), is een uitvinding van Dante. Hoe denkt u dat de veroordeelde zielen naar de plaats in de hel reizen waar zij hun eeuwige straf zullen ondergaan? Zou de staart van Minos op de een of andere manier betrokken kunnen zijn bij deze onverklaarbare gebeurtenis? Dante laat dit detail aan onze verbeelding over.
Het oorspronkelijke Italiaans van de eerste regel waarin Minos wordt beschreven – “Stavvi Minòs orribilmente, e ringhia” (Inf. 5.4)- is een prachtig voorbeeld van onomatopeeën (het geluid van woorden die hun betekenis imiteren), omdat de herhaalde trilling van de r’s in “orribilmente e ringhia” het angstaanjagende geluid van een grommend beest oproept.
terug naar boven
Francesca (en Paolo)
Francesca da Rimini en Paolo Malatesta worden samen in de hel gestraft voor hun overspel: Francesca was getrouwd met Paolo’s broer, Gianciotto (“Kreupele Johannes”). Francesca’s schaduw vertelt Dante dat haar man voorbestemd is voor straf in Kaïn – het helse rijk van familieverraad genoemd naar Kaïn, die zijn broer Abel doodde (Genesis 4:8) – voor de moord op haar en Paolo. Francesca was de tante van Guido Novello da Polenta, Dante’s gastheer in Ravenna gedurende de laatste jaren van Dante’s leven (1318-21). Zij was om politieke redenen getrouwd (ca. 1275) met Gianciotto van de machtige Malatesta familie, de heersers van Rimini. Het is mogelijk dat Dante Paolo heeft ontmoet in Florence (waar Paolo capitano del popolo was – een politieke rol die aan burgers van andere steden was toebedeeld – in 1282), niet lang voordat hij en Francesca door Gianciotto werden vermoord.
Hoewel er geen versie van Francesca’s verhaal bekend is van vóór Dante, geeft Giovanni Boccaccio – een generatie of twee na Dante – een “historisch” verslag van de gebeurtenissen achter Francesca’s presentatie dat niet zou misstaan tussen de sensationele novellen van zijn proza meesterwerk, De Decamerone. Ook al is Boccaccio’s verslag meer fictie dan feit, het helpt zeker Dante’s emotionele reactie op Francesca’s verhaal te verklaren door haar in een sympathiek daglicht te stellen. Francesca, volgens Boccaccio, was schaamteloos bedrogen om te trouwen met Gianciotto, die misvormd en lomp was, toen de knappe en elegante Paolo in de plaats van zijn broer was gestuurd om het huwelijkscontract te regelen. Francesca was woedend toen zij de volgende dag met Gianciotto in het huwelijk trad, maar deed geen enkele poging haar genegenheid voor Paolo te bedwingen en de twee werden al spoedig minnaars. Toen Gianciotto van deze verhouding op de hoogte was, betrapte hij hen op een dag samen in Francesca’s slaapkamer (niet wetende dat Paolo was blijven steken bij zijn vluchtpoging via een ladder, liet zij Gianciotto in de kamer); toen Gianciotto met een zwaard op Paolo afstormde, stapte Francesca tussen de twee mannen in en werd in plaats daarvan gedood, tot grote ontsteltenis van haar echtgenoot, die vervolgens Paolo ook afmaakte. Francesca en Paolo, concludeert Boccaccio, werden begraven – vergezeld van vele tranen – in één graf.
Francesca’s welsprekende beschrijving van de kracht van de liefde (Inf. 5.100-7), benadrukt door het gebruik van anaforen, heeft grotendeels dezelfde betekenis en stijl als de liefdespoëzie die ooit door Dante werd bewonderd en waarvan hij zelf vele mooie voorbeelden heeft geproduceerd.
terug naar boven
Bekende minnaars (Semiramis, Dido, Cleopatra, Helena, Achilles, Paris, Tristan)
Fysieke schoonheid, romantiek, sex en dood – dat zijn de relevante elementen in de verhalen van de wellustige zielen die worden geïdentificeerd uit de “meer dan duizend” van dergelijke figuren die door Vergilius aan Dante worden aangewezen (Inf. 5.52-69). Semiramis was een machtige Assyrische koningin die – volgens de christelijke geschiedschrijver Orosius – zo pervers was dat zij zelfs de ondeugd van incest tot een legale praktijk maakte. Ze zou zijn vermoord door een onwettige zoon. Dido, koningin van Carthago en weduwe van Sychaeus, pleegde zelfmoord nadat haar minnaar, Aeneas, haar had verlaten om zijn missie voort te zetten om een nieuwe beschaving in Italië te vestigen (Aeneis 4). Cleopatra, de mooie koningin van Egypte, pleegde zelfmoord om te voorkomen dat zij door Octavianus (de latere keizer Augustus) gevangen werd genomen; Octavianus had Marcus Antonius verslagen, die Cleopatra’s minnaar was (zij was eerder de minnares van Julius Caesar geweest). Helene, de vrouw van Menalaus (koning van Sparta) zou de oorzaak zijn van de Trojaanse oorlog: zij werd geroemd als de mooiste sterfelijke vrouw, werd door Paris ontvoerd en als zijn minnares naar Troje gebracht. De “grote Achilles” was de meest geduchte Griekse held in de oorlog tegen de Trojanen. Hij werd gedood door Paris, volgens middeleeuwse verslagen (Dante kende de versie van Homerus niet), nadat hij zich had laten verleiden de tempel van Apollo binnen te gaan om de Trojaanse prinses Polyxena te ontmoeten. Tristan, neef van koning Mark van Cornwall, en Iseult (Marks verloofde) worden minnaars nadat zij per ongeluk de toverdrank hebben gedronken die voor Mark en Iseult was bedoeld. Mark schiet Tristan neer met een vergiftigde pijl, volgens een versie van het verhaal dat populair was in Dante’s tijd, en de gewonde man omklemt vervolgens zijn geliefde zo stevig dat ze in elkaars armen sterven.
terug naar boven
Lancelot (Guinevere en Gallehaut)
Het verhaal van Lancelot en Guinevere, dat Francesca aanwijst als de katalysator van haar affaire met Paolo (Inf. 5.127-38), was een Franse romance die zowel in dichtvorm (door Chrétien de Troyes) als in een prozaversie bekend als Lancelot van het Meer populair was. Volgens deze prozatekst is het koningin Guinevere, echtgenote van koning Arthur, die Lancelot kust, de moedigste van Arthurs ridders van de Ronde Tafel. Francesca draait, door het romantische initiatief aan Paolo te geven, de rollen uit het verhaal om. In haar ogen vervult het hele boek waarin deze beroemde liefdesaffaire wordt verteld een rol die vergelijkbaar is met die van het personage Gallehaut, een vriend van Lancelot die de overspelige relatie tussen de koningin en de favoriete ridder van haar man helpt te bewerkstelligen.
terug naar boven
Audio
“Stavvi Minòs orribilmente, e ringhia” (5.4)
Minos staat daar, huiveringwekkend, en gromt
“Galeotto fu ‘l libro e chi lo scrisse: / quel giorno più non vi leggemmo avante” (5.137-8)
a Gallehaut was het boek en hij die het schreef: / die dag lazen wij er niets meer van
terug naar boven
Studievragen
Wat is het logische verband tussen de ondeugd van de lust en de straf daarop in Dantes hel?
Waarom is Dante tot tranen toe bewogen na Francesca’s beschrijving van de liefde (5.100-7) en waarom valt hij uiteindelijk “zoals een lijk valt” na haar persoonlijk relaas van haar intieme relatie met Paolo (5.127-38)?
De episode van Francesca en Paolo, de eerste waarin Dante iemand ontmoet die in de hel gestraft wordt voor zijn zonden, vormt een uitdaging: Het personage Dante wordt overmand door medelijden met de geliefden, zelfs als Dante-dichter hen in de eerste plaats naar de hel heeft verdoemd. Wat zijn de mogelijke gevolgen van deze ogenschijnlijke kloof tussen de perspectieven van het personage en de dichter die beiden “Dante” zijn?
Vanuit Dantes voorstelling van Francesca en Paolo worden we aangemoedigd om na te denken over de plaats van morele verantwoordelijkheid in voorstellingen van liefde, sex en geweld in onze eigen tijd. We kunnen zeker muziek, televisie, films en reclame (maar ook literatuur) in deze termen bespreken. Wie is meer (of minder) verantwoordelijk en dus aansprakelijk voor onaanvaardbare houdingen en gedrag in de samenleving: de makers en de dragers van dergelijke boodschappen of de consumenten en het publiek?