Onderzoekers hebben verschillende factoren onderzocht die genetica in verband brengen met een verhoogd risico op UC. Deze omvatten:
Clusters in families
UC heeft de neiging in families voor te komen – vooral onder naaste familieleden. Ongeveer 10 tot 25 procent van de mensen met UC heeft een ouder of broer met IBD (ofwel UC of de ziekte van Crohn). Het risico op UC is ook hoger bij verder weg gelegen familieleden, zoals grootouders en neven en nichten. UC bij meerdere familieleden begint vaak op jongere leeftijd dan bij mensen zonder familiegeschiedenis van de aandoening.
Tweelingen
Een van de beste manieren om genen in UC te bestuderen is te kijken naar families.
Tweelingen in het bijzonder bieden een ideaal venster op de genetische wortels van de ziekte, omdat hun genen het meest op elkaar lijken. Eeneiige tweelingen delen het grootste deel van hetzelfde DNA. Vaderlijke tweelingen delen ongeveer 50 procent van hun genen. Tweelingen die in hetzelfde gezin opgroeien, delen ook veel van dezelfde omgevingsblootstellingen.
Bij mensen die UC hebben en een eeneiige tweeling zijn, blijkt uit onderzoek dat ongeveer 16 procent van de tijd hun tweeling ook UC zal hebben. Bij broederlijke tweelingen is dat aantal ongeveer 4 procent.
Ethniciteit
UC komt ook vaker voor bij mensen van bepaalde etniciteiten. Kaukasiërs en Asjkenazische Joden (Joden van Europese afkomst) hebben meer kans op de ziekte dan andere etnische groepen.
Genen
Onderzoekers hebben gekeken naar tientallen genetische veranderingen die betrokken kunnen zijn bij UC. Ze weten nog steeds niet hoe deze veranderingen de ziekte teweegbrengen, maar ze hebben een paar theorieën.
Enkele van de genen die in verband zijn gebracht met UC zijn geassocieerd met het vermogen van het lichaam om eiwitten te produceren die een beschermende barrière vormen op de bekleding aan de binnenkant van de darm. Deze barrière houdt de normale flora bacteriën en eventuele gifstoffen binnen de darm. Als deze beschermende barrière wordt doorbroken, kunnen bacteriën en toxines in contact komen met het epitheliale oppervlak van de dikke darm, en dit kan een reactie van het immuunsysteem uitlokken.
Andere genen die verband houden met UC beïnvloeden T-cellen. Deze cellen helpen uw immuunsysteem bacteriën en andere vreemde indringers in uw lichaam te identificeren en aan te vallen.
Zekere genetische opmaak kan ertoe leiden dat T-cellen ofwel ten onrechte de bacteriën aanvallen die normaal in uw darmen leven, ofwel een te agressieve reactie hebben op ziekteverwekkers of toxinen die door uw dikke darm gaan. Deze overmatige immuunrespons kan bijdragen aan het ziekteproces in UC.
Een studie uit 2012 ontdekte meer dan 70 vatbaarheidsgenen voor IBD. Veel van deze genen waren al in verband gebracht met andere immuunaandoeningen, zoals psoriasis en ankylosing spondylitis.