De onderwijs- en beroepscarrières van adolescenten met een benedengemiddeld IQ werden bestudeerd in een steekproef van Zweedse adolescenten (N = 1326), geboren in 1955 en gevolgd vanaf de vroege adolescentie tot halverwege de middelbare leeftijd. In vergelijking met de jongeren met een gemiddeld IQ bereikten de jongeren met een benedengemiddeld IQ over het algemeen een aanzienlijk lager onderwijsniveau en een lagere beroepsstatus. Dit gold met name voor vrouwelijke deelnemers in de laagste IQ-groep. Er werden geen significante verbanden gevonden tussen de sociaal-economische status van de ouders en het opleidingsniveau, het inkomen of de beroepsstatus op middelbare leeftijd voor adolescenten met een laag IQ (laagste 20%). Wanneer degenen met een succesvolle onderwijs- of beroepsloopbaan werden vergeleken met anderen op een aantal competentiefactoren, bleken de eigen onderwijsaspiraties binnen elke IQ-groep de factor te zijn die het meest verschilde tussen degenen die wel en degenen die niet slaagden. De verschillen waren het grootst voor mensen met een laag IQ (effectgroottes 0,4-1,6). Deze bevindingen waren consistent met de resultaten van meervoudige regressieanalyses, waaruit bijvoorbeeld bleek dat binnen de groep met een laag IQ en met controle voor confounders, de enige significante voorspeller van loopbaanresultaten onderwijsaspiraties waren.4584>
Arquidia Mantina
Artigos
Arquidia Mantina
Artigos