Adaptogenen of adaptogene stoffen worden in de kruidengeneeskunde gebruikt voor de beweerde stabilisering van fysiologische processen en de bevordering van homeostase. Het Europees Geneesmiddelenbureau heeft in 2008 in een discussienota verklaard dat, hoewel in talrijke onderzoeken van meer dan vijf decennia is geprobeerd het bestaan en de werkzaamheid van adaptogenen aan te tonen, het onderzoek gebrekkig is geweest wat betreft de methodologie en niet de conclusie ondersteunt dat adaptogenen werkelijk bestaan en werken zoals wordt beweerd, en dat daarom de term “adaptogeen” niet mag worden gebruikt voor het in de handel brengen in de EU.
Van Panax quinquefolius of ginseng wordt vaak beweerd dat het adaptogene effecten heeft.
Het begrip adaptogenen werd oorspronkelijk in 1947 in het leven geroepen om een stof te beschrijven die de weerstand tegen stress kan verhogen. Later werd adaptogenese in de voormalige Sovjet-Unie toegepast om middelen te beschrijven waarvan men dacht dat ze de weerstand van organismen tegen biologische stress verhoogden.
De meeste studies die over adaptogenen zijn uitgevoerd, zijn vóór de jaren tachtig in de Sovjet-Unie, Korea en China uitgevoerd, en zijn gedeeltelijk verworpen wegens verschillende methodologische gebreken. De term wordt momenteel niet aanvaard in de farmacologische, fysiologische, of reguliere klinische praktijken in de Europese Unie omdat er meer studies en gegevens voor nodig zijn. In de Verenigde Staten heeft de Food and Drug Administration in 2013 een waarschuwing gegeven aan een in Washington gevestigd bedrijf voor illegale reclame en valse gezondheidsclaims met betrekking tot het gebruik van het woord “adaptogeen” voor een van zijn producten.
Samengevat wordt het concept “adaptogeen”, hoewel het een populaire marketingterm is, niet algemeen aanvaard door de wetenschappelijke gemeenschap, en de momenteel beschikbare studies zijn onvoldoende om de effectiviteit van dergelijke stoffen aan te tonen bij het helpen verlichten van stress.