De traditionele geschiedschrijving van het Osmaanse Rijk ging ervan uit dat de Osmanen eenvoudigweg de islamitische traditie van vroegere eeuwen hadden geërfd. Pas de laatste jaren hebben Osmaanse historici, zich baserend op nauwgezet onderzoek in zowel de documenten als de manuscripten, duidelijk gemaakt dat de Osmanen hun eigen programma van ‘soennitisering’ hadden.Krstić, Tijana’s Contested Conversions to Islam: Narratives of Religious Change in the Early Modern Ottoman Empire (Stanford, CA: Stanford University Press, 2011) en een aantal artikelen van Terzioğlu, Derin – ‘How to Conceptualize Ottoman Sunnitization: A Historiographical Discussion’, Turcica 44 (2012/13): 301-38, en ‘Where ‘Ilm-I Hāl Meets Catechism: Islamic Manuals of Religious Instruction in the Ottoman Empire in the Age of Confessionalization’, Verleden & Heden 220. 1 (2013), 79-114 – zijn de belangrijkste bijdragen aan dit nieuwe verhaal. Hoewel het niet hun eerste zorg is, bespreken beide auteurs de relatie tussen religieuze indoctrinatie en geweld. Kristić gaat ook in op het veelbesproken concept van Osmaanse tolerantie, en legt de nadruk op een doorlopend proces van onderhandeling, in plaats van op een stevige status quo die zich over de eeuwen uitstrekt.
Barkey, Karen’s veelgelezen Empire of Difference: The Ottomans in Comparative Perspective (Cambridge: Cambridge University Press, 2008) is de meest recente poging om een algemeen verhaal te geven van het Osmaanse Rijk, met religieuze diversiteit als een belangrijk thema. Ook Barkey biedt een meer genuanceerde conceptualisering van de Osmaanse tolerantie, hoewel haar benadering in andere opzichten vrij traditioneel is. Zij pleit voor een rijk dat in de eerste eeuwen van zijn bestaan latitudinair was, om later orthodoxer en rigide te worden, met als gevolg een verslechtering van de intercommunautaire verhoudingen.Baer, M.’s Honored by the Glory of Islam: Conversion and Conquest in Ottoman Europe (Oxford: Oxford University Press, 2008) is daarentegen een studie van het Osmaanse Rijk tijdens de regeerperiode van slechts één sultan – Mehmet IV – en is interessant om te lezen naast het meer algemene verhaal van Barkey. Onder Mehmet IV gaven de Osmanen blijk van een ongewoon niveau van religieuze ijver.
Zachariadou, Elizabeth’s artikel, ‘The Neo-Martyr’s Message’, Δελτιο Κεντρου Μικρασιατικον Σπουδων (Bulletin van het Centrum voor Klein-Azië Studies) 8 (1990-1), 51-63 geeft een uitstekend beeld van de ideologische inzet van het fenomeen van de neo-martelaren.
Debatten over sektarisme doemen zeer hoog op onder historici van de moderne Arabische wereld. De meeste belangstelling gaat uit naar de negentiende en twintigste eeuw, maar in verschillende studies wordt ook aandacht besteed aan vroegere perioden en aan de vraag hoe het Osmaanse bestuur al dan niet heeft bijgedragen tot de sektarische strijd die zich later heeft ontwikkeld.Masters, Bruce Christians and Jews in the Ottoman Arab World: The Roots of Sectarianism (Cambridge: Cambridge University Press, 2001) en Makdisi, Ussama’s The Culture of Sectarianism: Community, History and Violence in Nineteenth-Century Lebanon (Berkeley: University of California Press, 2000) zijn in dit verband beide waardevol. Zie Grehan, James’s Twilight of the Saints: Everyday Religion in Ottoman Syria and Palestine (Oxford: Oxford University Press, 2014) voor een wat andere benadering van de religieuze cultuur van de Ottomaanse Arabische provincies, en van de intercommunale verhoudingen. Grehan ontwikkelt onder meer het concept van ‘agrarische religie’.